20853 |
worst |
saucijs:
sësies (Q077p Hoeselt),
worst:
witte èn roi wos
wos (Q077p Hoeselt)
|
worst || worst, pens
III-2-3
|
22430 |
worstelen |
wrusselen:
frausëlë (Q077p Hoeselt),
Dë kènnër huinëndôog dij frausëlë nimmee wij vêe vruggër: De kinderen van nu worstelen niet meer lijk wij vroeger.
frausëlë (Q077p Hoeselt)
|
de tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen] [N 112 (2006)] || Vriendelijk worstelen.
III-3-2
|
32970 |
wortel |
wortel:
wǫ.tǝl (Q077p Hoeselt)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
24500 |
wortel (alg.) |
wortel:
wottel (Q077p Hoeselt)
|
Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24736 |
wortelhals |
kraag:
kroach (Q077p Hoeselt)
|
De overgang tussen wortel en stengel bij een plant (hoofd, hals, kraag, wortelkraag, wortelhals, nek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33718 |
wortelklomp van een struik |
wortelklot:
wǫtǝlklǫt (Q077p Hoeselt)
|
[N 27, 9c]
I-8
|
33563 |
worteltje |
molpenstaarten:
moͅ.lpəsteͅt (Q077p Hoeselt),
pootjes:
peutjes (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt)
|
[ZND 08 (1925)] [ZND 15 (1930)]Fijne variëteit tuinwortelen [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17679 |
wreef |
wreef:
vrijf (Q077p Hoeselt)
|
Voorste deel van de voet (voorvoet). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17892 |
wrijven |
wrijven:
frijven (Q077p Hoeselt),
vrijve (Q077p Hoeselt),
wrijven (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt)
|
wrijven [ZND 25 (1937)] || Wrijven: met de hand herhaaldelijk over iets strijken (wrijven, frotteren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17922 |
wringen |
wringen:
vreene (Q077p Hoeselt),
vrénge (Q077p Hoeselt),
wringen (Q077p Hoeselt),
wréngen (Q077p Hoeselt)
|
wringen [ZND 25 (1937)] || Wringen: met een draaiende beweging samendrukken (wringen, wreken, wroeten) (of: wroeken?). [N 84 (1981)]
III-1-2
|