34232 |
zich moeilijk laten melken |
teeg:
tēx (Q077p Hoeselt),
tege koe:
tɛx ku (Q077p Hoeselt)
|
Het slechts met moeite gemolken kunnen worden, gezegd van de koe. Er komen in dit lemma verschillende grammaticale categorieën voor. [N 3A, 71]
I-11
|
17974 |
zich niet lekker voelen |
niet goed zijn:
ich ben nie goed (Q077p Hoeselt),
zich niet goed voelen:
nie goed vûle (Q077p Hoeselt)
|
Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, niet goed, misselijk). [N 107 (2001)] || Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33844 |
zich over de rug wentelen |
(zich) wendelen:
we.njžǝlǝ (Q077p Hoeselt)
|
Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69]
I-9
|
18982 |
zich schamen |
beschaamd zijn:
besjeump zien (Q077p Hoeselt)
|
zich verlegen of onbehaaglijk voelen tengevolge van het besef dat men iets doet of gedaan heeft dat tot oneer of spot strekt, of daar getuige van zijn [zich generen, schieten, sieneren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34339 |
zich schuren |
schuren:
šūrǝ (Q077p Hoeselt)
|
Zich schuren tegen een paal of boom vanwege de jeuk, gezegd van het varken. [N M, 7]
I-12
|
19247 |
zich vergissen |
verdwalen:
verdwolle (Q077p Hoeselt)
|
het mis hebben, zich vergissen [abuis hebben, zijn eigen misgissen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18201 |
zich verkleden |
anders aandoen:
ânes oandoen (Q077p Hoeselt),
iet anders aandoen:
iet ânes ōāndoen (Q077p Hoeselt)
|
Hoe zegt men in uw dialekt zich verkleden, andere kleren aandoen, om b.v. in de tuin te gaan werken? Ik moet me even... [DC 58 (1983)] || Zich verkleden [verkleden, omkleden, omtrekken, iets anders aandoen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18819 |
zich vervelen |
zich ambeteren (< fr.):
www.vandale.be: ambeteren (Belg., inf.), ergeren, vervelen, lastig vallen [sic], plagen.
zich ambetjèrre (Q077p Hoeselt)
|
niet weten wat te doen en daardoor onaangenaam gestemd zijn [moe worden, ruiteren, zich vervelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18842 |
zich verwonderen |
verwonderd kijken:
verwonnert kieke (Q077p Hoeselt),
verwonderd zijn:
verwonnert zien (Q077p Hoeselt)
|
verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)] || vreemd toekijken [verwonderen, wonder geven, bewonderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18219 |
zich warm aankleden |
iet warm aandoen:
iet werm ōāndoen (Q077p Hoeselt),
induffelen:
én doeffĕle (Q077p Hoeselt)
|
Zich warm aankleden [(in)duffelen, inpakken, warm aandoen] [N 114 (2002)] || zich warm aankleden [doffelen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|