e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

Gevonden: 5126
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwarte kraai, kraai kraai: kree (Hoeselt) kraai III-4-1
zwarte muts? muts: møtsə (Hoeselt) muts, zwarte ~ {afb} [N 25 (1964)] III-1-3
zwarte nachtschade bernage: bęr`nas (Hoeselt) Solanum nigrum L. subsp. nigrum. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in moestuinen en open bermen met witte stervormige bloempjes en giftige zaden in de vorm van zwarte (rijpe) of groene tot gele (onrijpe) bessen of bolletjes. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 5 tot 60 cm. Het type wiemelen is een variant van ɛwiemerenɛ, uit ɛwijn-berenɛ, "aalbessen". Bij tinkruid wordt opgemerkt: "men schuurt er tin mee". [JG 1a, 1b, 2c; A 43, 10; A 60A, 69; monogr.] I-5
zwarte roodstaart schouwveger: sjóvêgër (Hoeselt) zwarte roodstaart III-4-1
zwavelkaart solferkaart: sǫ.lfǝrkǭ.t (Hoeselt) Een brandende zwavellap of kaart gesopt in zwavel die in een kuil onder de korf wordt geplaatst. Door de opstijgende zwaveldampen wordt het bijenvolk gedood. [N 63, 78b; JG 1a+1b; monogr.] II-6
zwavelstok solferstekje: soͅlfərstɛksk (Hoeselt), spik: speͅk (Hoeselt), mv spik\\  spik (Hoeselt) zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)] III-2-1
zwavelx zwavel: zwovel (Hoeselt) zwavel [ZND 08 (1925)] III-4-4
zweefmolen kettelschokjes (mv.): kèttëlsjùkskës (Hoeselt) Kettingdraaimolen. III-3-2
zweep klak: klak (Hoeselt), smet: smęt (Hoeselt) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zweep van de koeherder klak: klak (Hoeselt) Zweep om bijvoorbeeld de koeien naar de stal te brengen. [N 18, 146] I-11