e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

Gevonden: 5126
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
borstnet borstnet: bǫsnęt (Hoeselt) Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b] I-10
borstriem borstriem: bǫsrīm (Hoeselt) Leren riem van het borsttuig die voor de borst van het paard zit. Zie ook opmerking onder lemma Borsttuig. [N 13, 52] I-10
borstrok kamizool (<fr.): kamezol (Hoeselt), stoep: stup (Hoeselt) borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)] || Borstrok. Is in uw dialect een algemeen woord bekend voor borstrok? Bedoeld wordt het warme kledingstuk dat over het hemd wordt gedragen? [DC 62 (1987)] III-1-3
borstrok (voor mannen) kamizool (<fr.): kamezol (Hoeselt), onderlijf: oͅnərleͅ`f (Hoeselt) borstrok voor mannen [N 25 (1964)] || Mannenborstrok. [DC 62 (1987)] III-1-3
borstrok (voor vrouwen) onderlijf: oͅnərleͅ`f (Hoeselt) borstrok voor vrouwen [N 25 (1964)] III-1-3
borstspeld spang: spang (Hoeselt) speld waarmee de slippen van de grote omslagdoek voor de borst bijeen worden gehouden [N 25 (1964)] III-1-3
borststuk van een schort boezem: boezem (Hoeselt) borststuk, bovenste deel, ~ van een schort [boezem] [N 24 (1964)] III-1-3
borsttuig borsthaam: bǫ.shǭm (Hoeselt) Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51] I-10
borstvliesontsteking fleuris: flöres (Hoeselt) Pleuris: ontsteking van het borstvlies dat om de longen zit en de binnenkant van de borstkas bekleedt; pleuritis (pleuris, fleuris, floris). [N 84 (1981)] III-1-2
borstzak(je) pochetmaaltje (<fr.): pəsetmelkə (Hoeselt) pochetzakje, borstzak [N 23 (1964)] III-1-3