e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

Gevonden: 5126
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brug brug: brø̜x (Hoeselt), brøͅg (Hoeselt), brøͅx (Hoeselt), zachte u (WVl)  brug (Hoeselt), brugje: brø̜xskǝ (Hoeselt) brug [RND] || Brug over de beek om de sluizen te kunnen bedienen of te herstellen. Zie ook afb. 70. [Vds 58; Jan 56; Coe 36; Grof 68] || een houten brug [ZND 22 (1936)] II-3, III-3-1
bruid bruid: braud (Hoeselt), 1a-m; 22, 29a;  brout (Hoeselt) bruid [ZND 01 (1922)] || de bruid [broeëd] [N 96D (1989)] III-2-2
bruidegom bruidegom: braudëgom (Hoeselt), 1a-m; 22, 29a;  broudegòm (Hoeselt) bruidegom [ZND 01 (1922)] || de bruidegom [brudejam] [N 96D (1989)] III-2-2
bruidje in de processie bruidje: brùdsje (Hoeselt), 1ste e = de e van het of de  de bredekes (Hoeselt), engeltje: éngelkes (Hoeselt) Een in het wit gekleed meisje in de processiestoet [bruidje, maagdje, ingelche]. [N 96C (1989)] || Hoe heten de kleine meisjes die in de processie gaan? [ZND 22 (1936)] III-3-3
bruidsjapon bruidskleed: braudskléd (Hoeselt) de bruidsjapon, het bruidskleed [N 96D (1989)] III-2-2
bruidspaar bruidspaar: braudspôor (Hoeselt) het bruidspaar [N 96D (1989)] III-2-2
bruidssluier sleep: sleup (Hoeselt) de sluier van de bruid, trouwsluier [sleuer] [N 96D (1989)] III-2-2
bruidsstoet bruidsstoet: braudstoet (Hoeselt) de bruidsstoet [broeds-tsoch] [N 96D (1989)] III-2-2
bruiloft bruiloft: braulëf (Hoeselt), 1a-m; 22, 29b;  brauləf (Hoeselt) bruiloft [ZND 01 (1922)] || de bruiloft, het huwelijksfeest [hoeëchtsiet] [N 96D (1989)] III-2-2
bruine gebreide dameskous bruine sportkous: braun sportkose (Hoeselt) dameskousen, bruine gebreide ~ [sjanskouse] [N 24 (1964)] III-1-3