e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

Gevonden: 5126
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
consecratie consecratie (<lat.): konsekrōāsse (Hoeselt) De consecratie [wandloeng?]. [N 96B (1989)] III-3-3
cornage cornard (adj., fr.): `kǫrnār (Hoeselt) Cornage of chronische dempigheid is kwaadaardiger dan dempigheid. Ze is ongeneeslijk. De doorstroming van de lucht wordt belemmerd door een vernauwing van het strottenhoofd, veroorzaakt door een verlamming van de zenuwen die de stembanden bedienen. De in- en uitademing gaat gepaard met een piepend geluid. [JG 1b; A 48A, 38b; N 8, 87 en 88; N 52, 24 en 25; monogr.] I-9
credenstafel credenstafel: krédenstoffël (Hoeselt) De dientafel links en rechts op het priesterkoor, waarop de benodigdheden voor de Mis gereed gezet worden [credens(tafel)]. [N 96A (1989)] III-3-3
credo credo (lat.): də kreedo (Hoeselt) De gebeden of gezongen geloofsbelijdenis, het Credo. [N 96B (1989)] III-3-3
cultivator, extirpator extirpateur: ɛkspatø̜̄r (Hoeselt), grondbreker: grǫ.nt˱brē̜.kǝr (Hoeselt) De cultivator, extirpator of woeleg is een 3- of 4-wielig of op twee lopers voortglijdend akkerwerktuig met op een schaar eindigende tanden, die d.m.v. een hefboom tegelijk versteld kunnen worden. Aan het raam van een wielcultivator zitten 5 of meer C-vormige veertanden (zie afb. 77) of rechte stelen (zie afb. 78), die elk van een pijlvormige beitel, resp. een kleine dubbelschaar zijn voorzien. Dit lemma betreft de cultivator in het alge-meen. Voor termen die op de sleepcultivator toepasselijk zijn, zie men het volgende lemma. Wat in het onderstaande met ''eg'' en ''eg'' bedoeld wordt, is aangegeven in het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b+ 1d + 2c; N 11, 78a; N 11A, 150a + c; N J, 10; N 18, 52 add.; div.; mono-gr.] I-2
cyclaam cyclaam: sikklámŭĕ (Hoeselt) cyclamen III-2-1
daas (tabanidae) daps: daps (Hoeselt), paardsvlieg: pjetsvliege (Hoeselt) Hoe noemt u de grote vlieg waarvan verschillende soorten in ons land voorkomen. De wijfjes zuigen bloed bij grote zoogdieren en mensen. De grote soorten steken pijnlijk en achtervolgen mensen en dieren met grote hardnekkigheid (daas, dazerik, dol) [N 83 (1981)] || insect I [Goossens 1b (1960)] III-4-2
dadel dadel: dadel (Hoeselt) De vrucht van de dadelpalm (dadel, smeerlap, vijgedaal). [N 82 (1981)] III-2-3
dagelijkse zonde dagelijkse zonde: dôgëlëksë zondë (Hoeselt) Dagelijkse zonde [leslieje zung]. [N 96D (1989)] III-3-3
dageraad opkomen van de dag: het opkome van den doach (Hoeselt) het aanbreken van de dag [lamieren, krieken] [N 91 (1982)] III-4-4