34042 |
donkerbruine koe |
vale:
vǫl (Q077p Hoeselt)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131a]
I-11
|
23794 |
donkere metten |
metten:
de mètte (Q077p Hoeselt)
|
De donkere Metten op wo./do./vr. in de Goede Week [duustere Mette]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24138 |
dons, nestveren |
dons:
dons (Q077p Hoeselt)
|
het haar van jonge vogels die nog geen veren hebben (stapveren, duivelshaar, paddehaar) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
20195 |
dood (adj. schertsend bedoeld |
de hoek om:
znd 23, 022b;
den hoek èm (Q077p Hoeselt),
es den hoek om (Q077p Hoeselt),
heeft de pijp aan ma(a)rten gegeven:
znd 23, 022b;
jie de pijp a͂n matte gegeve (Q077p Hoeselt),
jīē de pijp aan matte gegeve (Q077p Hoeselt),
is alweer van de wereld af:
znd 23, 022b;
ies alwier van de wert aof (Q077p Hoeselt),
naar het pieringenland:
znd 23, 022b;
nao het pieringelaand (Q077p Hoeselt)
|
dood; schertsende uitdrukking die hiervoor gebruikt wordt [ZND 23 (1937)]
III-2-2
|
20194 |
dood (adj.) |
dood:
znd 23, 022a;doot
dood (Q077p Hoeselt)
|
dood; hij is - [ZND 23 (1937)]
III-2-2
|
20324 |
dood (bn.) |
dood:
dóót (Q077p Hoeselt)
|
dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND]
III-2-2
|
20325 |
dood (zn.) |
dood:
doot (Q077p Hoeselt)
|
de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20432 |
doodskist |
doodskist:
dùdskis (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt)
|
de doodskist [N 96D (1989)] || De doodskist. [N 96D (1989)]
III-2-2, III-3-3
|
20438 |
doodskleed |
doodshemd:
Een zijden schijnhemd: half hemd met mouwen, in de hals toegebonden.
døtshimme (Q077p Hoeselt),
linnen stof:
linnə stoͅf (Q077p Hoeselt),
plastic zak:
plastikkə zak (Q077p Hoeselt)
|
bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (thans inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (vroeger inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || kleding waarmee overledene wordt bekleed [N 23 (1964)]
III-2-2
|
23469 |
doodsklok |
doodsklok:
dödsklok (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt),
dùtsklok (Q077p Hoeselt)
|
De klok die geluid wordt na het overlijden en/of bij de begrafenis van iemand [dôdsklok, dódsklok, dödsklok, doeëdsklok?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|