e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

Gevonden: 5126
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drager van het kerkvaandel drager: dreuger (Hoeselt), vlaggendrager: vlagge dreûger (Hoeselt) De drager van het vaandel [vanedreëjer]. [N 96C (1989)] III-3-3
dragon dragon: dragon (Hoeselt, ... ) Dragon; een overblijvende plant met smalle gaafrandige bladeren en 3 mm grote bloemhoofdjes waarvan de jonge bladeren dienen als specerij in sla en bij het inmaken van augurken, zilveruitjes, etc. (drakewortel, kloppenkruid, stragoen). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
drank drinken: drénke (Hoeselt) drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)] III-2-3
draven draven: drǭvǝ (Hoeselt) In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d] I-9
dreef dreef: dref (Hoeselt, ... ), drèf (Hoeselt), drəf (Hoeselt) een lange dreef [ZND 23 (1937)] || een weg aan met beide zijden een of meer rijen bomen (dreef, dreeft, laan,laning, lei) [N 90 (1982)] III-3-1
drenzen jengelen: jengele (Hoeselt) op een zeurderige toon huilen [drenzen, jengelen, janken, drammen, simmen] [N 85 (1981)] III-1-4
dressoir schap: sjoāp (Hoeselt) Kast zonder opbouw, voor zilver- of glaswerk (dressoir, lage kast, zilverkast) [N 79 (1979)] III-2-1
driekleurig viooltje fletje: flètsjës (Hoeselt), pense (fr. dim.): pô(n)sékës (Hoeselt) viooltjes III-4-3
driekoningen driekoningen: drijkeuninge (Hoeselt), drijkeunëngë (Hoeselt), dryky(3)önege (Hoeselt) 6 januari, Driekoningen [Dreikeunige, Koningen, dortiendach]. [N 96C (1989)] || de naam voor de gebruiken met Driekoningen [6 januari] [N 112 (2006)] III-3-2, III-3-3
driepoot krik: krek (Hoeselt) Steun die onder de schoot van de kar gezet wordt en die gebruikt wordt bij het oogsten en eventueel bij het smeren van de as. Voor de woordtypes knecht, kracht, wip, krik en hun samenstellingen is er overlap met de benamingen voor de karwip (zie dat lemma in wld II.11), een hefboom die ook gebruikt wordt bij het smeren van de as. [N 17, 80; JG 1d] I-13