33662 |
dries |
dries:
dris (Q077p Hoeselt)
|
In onder andere de vragen N 14, 55 en L 19b, 3a is gevraagd naar de betekenis van dries. De antwoorden verschillen nogal van elkaar. De ene informant zegt dat dries een ø̄niet omheinde weiø̄ is, volgens de andere is dries een ø̄omheind stuk weilandø̄. De een noemt dries ø̄droge hoge weideø̄, de ander een ø̄laag stuk weilandø̄. Het kenmerk ø̄braakliggendø̄ scoort het hoogst. ø̄Met gras begroeidø̄ en ø̄onvruchtbareø̄ of ø̄minderwaardige grondø̄ zijn de daaropvolgende meest genoemde kenmerken. Op grond hiervan zou men dries als volgt kunnen defini√´ren: ø̄onvruchtbare, met gras begroeide grond die enige jaren braak ligt, voordat men ze bewerktø̄. Intussen kan men er wel schapen laten grazen. Van Dale (11de druk, blz. 661 s.v. dries) geeft als de eerste twee betekenissen ø̄braakliggende akkerø̄ en ø̄verarmd bouwland dat als (schapen)weide gebruikt wordtø̄. [N 14, 55; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; L 19b, 3a; L 19b, 2aI; A 10, 4; Wi 15; RND 20; monogr.]
I-8
|
34094 |
driespeen |
driedemer:
dręi̯dømǝr (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt)
|
Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Het is niet altijd goed aan te geven of de benamingen duiden op de koeuier met deze afwijking of op de koe met een dergelijke koeuier. [N 3A, 66] || Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Sommige woordtypen kunnen duiden op een koe die een uier met drie spenen heeft. [N 3A, 117]
I-11
|
18866 |
driftig |
dik:
dik (Q077p Hoeselt),
haastig:
héstich (Q077p Hoeselt),
kwaad:
kood (Q077p Hoeselt),
koot (Q077p Hoeselt)
|
driftig [ZND 23 (1937)] || vervuld van plotselinge woede of ongeduld [duftig, koppig, kort aangezet, haastig, krikkel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17939 |
driftig lopen |
gejaagd lopen:
gejŏach zien (Q077p Hoeselt),
haastig zijn:
heestich zien (Q077p Hoeselt)
|
Driftig lopen (giftig, gejaagd, kwaad). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
22655 |
drijftol |
kokkerel:
kokəreͅl (Q077p Hoeselt),
kukəreͅl (Q077p Hoeselt),
kokkernol:
kokkërnol (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt),
koͅkərnol (Q077p Hoeselt),
/
kokkërnol (Q077p Hoeselt)
|
[Zweeptol]. || Drijftol (speeltuig door middel van een zweep door kinderen gedreven). [ZND 16 (1934)] || Speeltuig, soort draaitol aangedreven door een dun touwtje. || zweeptol [SND (2006)]
III-3-2
|
24939 |
drijfzand |
drijfzand:
dryfzaant (Q077p Hoeselt)
|
drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20499 |
drinken |
lessen:
lesse (Q077p Hoeselt),
pimpelen:
pùmpëlë (Q077p Hoeselt)
|
drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)] || graag een pintje drinken
III-2-3
|
34333 |
drinken bij de zeug |
tutten:
tutǝ (Q077p Hoeselt),
zuiken:
zǭu̯kǝ (Q077p Hoeselt)
|
Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a]
I-12
|
19574 |
drinkglas |
glas:
glōͅs (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt),
glōͅəs (Q077p Hoeselt),
pint:
pi.nt (Q077p Hoeselt)
|
drinkglas [RND] || drinkglas zonder voet [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19562 |
drinkglas met voet |
kapper:
kapər (Q077p Hoeselt),
kappertje:
kapərkə (Q077p Hoeselt)
|
drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)]
III-2-1
|