25126 |
druilerig en koud weer |
miezerig (weer):
miezerig
mizerəx (Q077p Hoeselt),
mistig (weer):
misteg weeir (Q077p Hoeselt),
moisteg (Q077p Hoeselt),
nat (weer):
noat wêr (Q077p Hoeselt),
regenachtig (weer):
rengerêtich (Q077p Hoeselt),
smodderweer:
smoder weèr
smoͅdər wēͅr (Q077p Hoeselt),
vochtig (weer):
vochtich (Q077p Hoeselt)
|
druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || kil [ZND 27 (1938)] || kil weer [ZND 27 (1938)] || nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || nat, vochtig, gezegd van het weer [wak, luimerig] [N 81 (1980)] || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17941 |
druk heen en weer lopen |
portiunculen:
persjonkĕle (Q077p Hoeselt)
|
Bedrijvig heen en weer lopen (rondridderen, -rennen, rettereren). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
17896 |
drukken |
duwen:
dawwe (Q077p Hoeselt)
|
Drukken: iets aan een wegende of stuwende kracht onderwerpen (drukken, prangelen, priegelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19230 |
drukte maken |
ambras maken:
ambras moake (Q077p Hoeselt)
|
drukte maken, veel moeite doen meestal op luidruchtige wijze [omstand maken, spatsen maken, statie maken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25133 |
druppel |
drup:
dreup (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt,
Q077p Hoeselt),
drup (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt),
drəp (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt)
|
druppel (water) [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || een afgescheiden, min of meer bolvormig vochtdeeltje [drup, druppel, droppel, drop] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25108 |
druppen, druppelen |
druipen:
dreupe (Q077p Hoeselt),
dreuppe (Q077p Hoeselt),
kruipen:
kraupe (Q077p Hoeselt),
kroupe (Q077p Hoeselt)
|
druppen (door het dak druipen, regenen) [ZND 23 (1937)] || druppen (door het dak regenen) [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
32866 |
dubbel gezwad |
dobbel gezwad:
dǫbǝl [gezwad] (Q077p Hoeselt)
|
De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94]
I-3
|
29953 |
dubbele pik |
pioche:
pjos (Q077p Hoeselt)
|
Houwwerktuig met korte steel en twee in een punt uitlopende armen. Zie ook afb. 14b. [N 30, 19b; monogr.]
II-9
|
33446 |
dubbele toegangspoort van een gesloten erf |
poort:
[poort] (Q077p Hoeselt)
|
De uit twee helften bestaande poort, die toegang geeft tot een door het woonhuis en de bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Zie ook het lemma "schuurpoort" (3.1.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18 bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 5A, 77b; monogr.]
I-6
|
21608 |
dubbeltje |
dubbeltje:
ps. omgespeld volgens Frings.
dybəltšə (Q077p Hoeselt)
|
dubbeltje, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|