e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L426z plaats=Holtum

Overzicht

Gevonden: 1883
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mazelen mazelen: maazələ (Holtum) Hoe noemt men de besmettelijke kinderziekte waarbij de huid vele kleine rode vlekjes vertoont (Nederl. mazelen)? [DC 25 (1954)] III-1-2
medaillon met lam gods medaillon (<fr.): medaljong (Holtum) Een hartvormig medaillon van was, waarop een lam met kruisvaan is afgebeeld. Dit medaillon werd gedragen [Agnus Dei, Lam Gods?]. [N 96B (1989)] III-3-3
meditatie meditatie (<fr.): meditasie (Holtum), meditatie (Holtum) Een meditatie, geestelijke overweging. [N 96B (1989)] III-3-3
meelbak treugel: trø̄̄gǝl (Holtum) De houten bak onderaan de meelpijp waaraan de te vullen meelzak wordt bevestigd. Zie ook afb. 83 en 84. Het woorddeel ømeelŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 24c; A 42A, 41; Sche 56; Vds 164; Jan 168; Coe 153; Grof 182; N D, 23; monogr.; A 42A, 40; N O, 24a; N D, 33] II-3
meelschepje schupper: šø̜pǝr (Holtum) Een houten vat voorzien van een steel dat diende om droog meel te scheppen. Vergelijk de lemma''s ''graanschop, schepschop'' (6.3.13) en ''graanschep'' (6.3.15). [N 18, 9b] I-4
meelzeef meelzeef: meelzeef (Holtum) Handwerktuig waarmee men de grovere bestanddelen uit het meel kan zeven. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømeelŋ- het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 38b; N 18, 136; JG 1c; JG 2c; l 48, 35II; Lu 2, 35II; Grof 256; monogr.; JG 1b add.] II-3
meer dan een spade diep spitten breken: brę̄kǝ (Holtum) Om de ondergrond los te maken of naar boven te halen, moet men dieper spitten dan normaal. Men kan dan bij het graven van een voor op elke "bovenste" steek een diepere steek laten volgen, ofwel een gewone voor spitten om deze vervolgens dieper uit te steken. [N 11, 66; N 11A, 148c + d; N 27, 10a add.] I-1
meer melk gaan geven bijkomen: (de koe) kǫmt bī (Holtum) [N 3A, 68] I-11
meerstemmige mis meerstemmige mis: meerstemmige (Holtum), muziekmis: meziekmes (Holtum) Een meerstemmige mis, muziekmis. [N 96B (1989)] III-3-3
mekkeren mee, mee: mɛ̄, mɛ̄ (Holtum), mekkeren: mɛkǝrǝ (Holtum) Geluid voortbrengen, gezegd van de geit. [N 19, 76b; monogr.] I-12