18129 |
mazelen |
mazelen:
maazələ (L426z Holtum)
|
Hoe noemt men de besmettelijke kinderziekte waarbij de huid vele kleine rode vlekjes vertoont (Nederl. mazelen)? [DC 25 (1954)]
III-1-2
|
23744 |
medaillon met lam gods |
medaillon (<fr.):
medaljong (L426z Holtum)
|
Een hartvormig medaillon van was, waarop een lam met kruisvaan is afgebeeld. Dit medaillon werd gedragen [Agnus Dei, Lam Gods?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23682 |
meditatie |
meditatie (<fr.):
meditasie (L426z Holtum),
meditatie (L426z Holtum)
|
Een meditatie, geestelijke overweging. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
26517 |
meelbak |
treugel:
trø̄̄gǝl (L426z Holtum)
|
De houten bak onderaan de meelpijp waaraan de te vullen meelzak wordt bevestigd. Zie ook afb. 83 en 84. Het woorddeel ømeelŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 24c; A 42A, 41; Sche 56; Vds 164; Jan 168; Coe 153; Grof 182; N D, 23; monogr.; A 42A, 40; N O, 24a; N D, 33]
II-3
|
33150 |
meelschepje |
schupper:
šø̜pǝr (L426z Holtum)
|
Een houten vat voorzien van een steel dat diende om droog meel te scheppen. Vergelijk de lemma''s ''graanschop, schepschop'' (6.3.13) en ''graanschep'' (6.3.15). [N 18, 9b]
I-4
|
25524 |
meelzeef |
meelzeef:
meelzeef (L426z Holtum)
|
Handwerktuig waarmee men de grovere bestanddelen uit het meel kan zeven. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømeelŋ- het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 38b; N 18, 136; JG 1c; JG 2c; l 48, 35II; Lu 2, 35II; Grof 256; monogr.; JG 1b add.]
II-3
|
32759 |
meer dan een spade diep spitten |
breken:
brę̄kǝ (L426z Holtum)
|
Om de ondergrond los te maken of naar boven te halen, moet men dieper spitten dan normaal. Men kan dan bij het graven van een voor op elke "bovenste" steek een diepere steek laten volgen, ofwel een gewone voor spitten om deze vervolgens dieper uit te steken. [N 11, 66; N 11A, 148c + d; N 27, 10a add.]
I-1
|
34229 |
meer melk gaan geven |
bijkomen:
(de koe) kǫmt bī (L426z Holtum)
|
[N 3A, 68]
I-11
|
23583 |
meerstemmige mis |
meerstemmige mis:
meerstemmige (L426z Holtum),
muziekmis:
meziekmes (L426z Holtum)
|
Een meerstemmige mis, muziekmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34454 |
mekkeren |
mee, mee:
mɛ̄, mɛ̄ (L426z Holtum),
mekkeren:
mɛkǝrǝ (L426z Holtum)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van de geit. [N 19, 76b; monogr.]
I-12
|