25100 |
motregenen, licht regenen |
stuiven:
te stuven (L426z Holtum),
zemelen:
te zemelen (L426z Holtum),
zeveren:
zeiveren (L426z Holtum)
|
beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18714 |
mouw met kanten plooisel |
geplooide mouw:
gəploajdə moe (L426z Holtum)
|
mouw met kanten plooisel [lobmouw] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20598 |
muik |
mouting:
motjing (L426z Holtum)
|
Kent u een woord voor een geheime bergplaats voor onrijp fruit? Vroeger legden de kinderen vruchten, vooral appels, die ze onrijp geplukt hadden, op een verborgen plekje in het hooi of stro om zacht te worden. Voorbeelden met woorden voor deze bergplaats [DC 31 (1959)]
III-2-3
|
33066 |
muilband, bovenste band van de schoof |
arenband:
ǭrǝ[band] (L426z Holtum)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b]
I-4
|
34223 |
muilkorf voor kalveren |
muilkorf:
mulkø̜rf (L426z Holtum)
|
De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e]
I-11
|
17663 |
muis van de hand |
muis:
moes (L426z Holtum)
|
muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21642 |
muntgeld |
munten:
muntjə (L426z Holtum)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34069 |
muntige koe |
manse koe:
mau̯s [koe] (L426z Holtum)
|
Koe die men een tijdlang vrij wil houden en daarom niet laat dekken als ze tochtig is. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 28]
I-11
|
33627 |
mutsaard, houtmijt |
schansenmijt:
schansenmiet (L426z Holtum)
|
houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)]
I-7
|
23492 |
muurkapelletje |
nis:
nis (L426z Holtum)
|
Een kastje of kleine nis, aangebracht tegen een muur en voorzien van een beeld of relikwie. [N 96A (1989)]
III-3-3
|