e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L426z plaats=Holtum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
motregenen, licht regenen stuiven: te stuven (Holtum), zemelen: te zemelen (Holtum), zeveren: zeiveren (Holtum) beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] III-4-4
mouw met kanten plooisel geplooide mouw: gəploajdə moe (Holtum) mouw met kanten plooisel [lobmouw] [N 23 (1964)] III-1-3
muik mouting: motjing (Holtum) Kent u een woord voor een geheime bergplaats voor onrijp fruit? Vroeger legden de kinderen vruchten, vooral appels, die ze onrijp geplukt hadden, op een verborgen plekje in het hooi of stro om zacht te worden. Voorbeelden met woorden voor deze bergplaats [DC 31 (1959)] III-2-3
muilband, bovenste band van de schoof arenband: ǭrǝ[band] (Holtum) Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b] I-4
muilkorf voor kalveren muilkorf: mulkø̜rf (Holtum) De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e] I-11
muis van de hand muis: moes (Holtum) muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)] III-1-1
muntgeld munten: muntjə (Holtum) Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)] III-3-1
muntige koe manse koe: mau̯s [koe] (Holtum) Koe die men een tijdlang vrij wil houden en daarom niet laat dekken als ze tochtig is. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 28] I-11
mutsaard, houtmijt schansenmijt: schansenmiet (Holtum) houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)] I-7
muurkapelletje nis: nis (Holtum) Een kastje of kleine nis, aangebracht tegen een muur en voorzien van een beeld of relikwie. [N 96A (1989)] III-3-3