18058 |
rochelen |
rochelen:
rochele (L426z Holtum)
|
rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
23447 |
rochet |
rochet (fr.):
rochet (L426z Holtum, ...
L426z Holtum),
rokkelen:
rökkele (L426z Holtum)
|
Het korte witte kleed over de misdienaarstoog [rochet, rökkele?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33257 |
rode klaver |
tamme klee:
tamǝ [klee] (L426z Holtum)
|
Trifolium pratense L. Een 15 tot 50 cm hoge plant met paarsrode of roze bloemhoofdjes, die van juni tot de herfst bloeien. Rode klaver wordt vooral als veevoeder geteeld. Rode klaver gedijt, overigens evenals witte klaver, het best "onder dekvrucht", d.w.z. dat het tegelijk met een winterkoren wordt gezaaid en dan pas opkomt wanneer die dekvrucht in de herfst is geoogst. In het volgende seizoen wordt de klaver dan geweid of enkele malen gemaaid. Rode klaver is wat "kieskeuriger" dan witte klaver, stelt hogere eisen aan de grond, maar schiet goed recht op en laat zich gemakkelijker maaien. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
34033 |
rode koe |
rode koe:
rō [koe] (L426z Holtum)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 124]
I-11
|
34034 |
rode koe met geheel witte kop |
witkop:
wetkǫp (L426z Holtum)
|
[N 3A, 125a]
I-11
|
34035 |
rode koe met witte kop en rode vlekken om de ogen |
blaar:
blǭr (L426z Holtum)
|
[N 3A, 125b]
I-11
|
34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
jiet, jiet:
jit, jit (L426z Holtum)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
34218 |
roep- en lokwoord voor de koe |
kom dè, kom dè:
kǫm dɛ kǫm dɛ (L426z Holtum)
|
Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r]
I-11
|
34379 |
roep- en lokwoord voor een big |
kuus, kuus, kuus:
kyš, kyš, kyš (L426z Holtum),
tjek, tjek:
tjɛk, tjɛk (L426z Holtum)
|
Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.]
I-12
|
34219 |
roep- en lokwoord voor het kalf |
niepje dè dè:
nepkǝ dę dę (L426z Holtum)
|
Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r]
I-11
|