e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L426z plaats=Holtum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
scheepje voor de wierook scheepje: sjeepke (Holtum, ... ) Het scheepje waarin de wierookkorrels worden bewaard [scheepke, schipke, schuitje, sjuutje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
schemeren van de ogen schemeren: t sjimmert mich veur mien ouge (Holtum) schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)] III-1-1
schemering, valavond de dag is bijna om: den daag is bijnwom (Holtum), schemer: schemer (Holtum), smorgen vroeg komt de schemer en den dag volgt gauw (Holtum) schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] || schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)] III-4-4
scherp inhebben (een/het) ijzer inhebben: ęi̯ǝzǝr enhɛbǝn (Holtum) Spijsverteringsstoornis die ontstaat doordat de koeien met het voedsel scherpe voorwerpen als stukjes ijzerdraad, spijkers en spelden opnemen. Wanneer deze scherpe voorwerpen in de netmaag terechtkomen, kan er een ernstige spijsverteringsstoornis ontstaan. De dieren herkauwen niet meer, nemen geen voedsel meer op en hebben een lichte trommelzucht. Omdat de netmaag slechts door het middenrif van het hart en hartenzakje gescheiden is, kunnen scherpe voorwerpen gemakkelijk daar terechtkomen. Ze veroorzaken dan een ernstige etterige ontsteking die kan leiden tot de dood van het dier. Zie ook het lemma ''scherp inhebben (ijzer)'' in wbd I.3, blz. 471-472. [N 3A, 93; A 48A, 53] I-11
scherp kijken scherp kijken: sjerp kieke (Holtum), staren: sjtāāre (Holtum) kijken: scherp kijken [miere, blieke] [N 10 (1961)] III-1-1
scheukpaal schuurpaal: šūrpǭl (Holtum) Een paal in de weide waaraan het vee zich kan schuren. [N 14, 69; S 31; monogr.] I-11
scheut scheut: šø̄t (Holtum) Uitspruitsel van een plant, inzonderheid de aardappel. Vaak is er een meervoud gevraagd of opgegeven; vaak ook zijn de enkelvoudsvormen gelijk aan de meervoudsvormen. Alleen wanneer uitdrukkelijk de meervoudsvormen werden gevraagd en opgegeven, zijn deze ook hier opgenomen. Bij de verkleinwoorden onder het type scheutje is het ondoorzichtig of het om het grondwoord scheut of schot gaat. Kien moet begrepen worden als een contaminatie van kiem (voor de klinker) en kijn (voor de slotmedeklinker). Zie ook het lemma Uitlopers Van Kuilaardappelen. [N M, 16a; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 1u, 120; L B2, 282; S 17; S 31; monogr.; add. uit L 30, 39; S 22] I-5
schietgebed(je) schietgebedje: schietgebedje (Holtum), sjeetgebedje (Holtum) Een schietgebed(je), stootgebed. [N 96B (1989)] III-3-3
schietgebedjes doen schietgebedjes beden: schietgebedjes beeje (Holtum), schietgebedjes doen: sjeetgebedje doon (Holtum) Schietgebedjes doen [kreppelen?]. [N 96B (1989)] III-3-3
schijf braadspek braai: Syst. WBD  brao (Holtum) Stuk gebraden spek (spekbraoj, braoj?) [N 16 (1962)] III-2-3