33250 |
loof van de bieten afplukken |
bladeren:
blāi̯ǝrǝ (L426z Holtum)
|
Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.]
I-5
|
21686 |
loon |
loon:
loan (L426z Holtum),
trek:
trèk (L426z Holtum)
|
loon, wat men verdient [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20132 |
loops |
loops:
luipsj (L426z Holtum),
løͅi̯ps (L426z Holtum, ...
L426z Holtum),
løͅi̯pš (L426z Holtum, ...
L426z Holtum)
|
konijn, geslachtsdrift vertonend [N 19 (1963)] || loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)], [N C (1962)]
III-2-1
|
17817 |
lopen |
lopen:
loupe (L426z Holtum)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19500 |
loper |
loper:
lø̄pǝr (L426z Holtum)
|
De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.]
II-3
|
18697 |
losse linnen halsboord |
slappe kraag:
sjlappə kraag (L426z Holtum)
|
halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18699 |
losse manchet |
losse manchet:
lôsse mənzjettə (L426z Holtum)
|
manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33729 |
losse paal met draad |
barrier:
brēr (L426z Holtum)
|
Losse paal met draad waarmee men de wei kan afsluiten. [N 14, 68c; N 7, 48b; L B 19, 6; A 25, 8]
I-8
|
33395 |
losse voerbak in de varkenswei |
voertrog:
vūrtrǫx (L426z Holtum)
|
Gewoonlijk worden de varkens binnen gevoerd. Soms echter gebruikte men een losse voerbak voor buiten, in de varkenswei; over deze laatste bak gaat het in dit lemma. Zie voor de fonetische documentatie van (trog) het lemma "varkenstrog" (2.4.3). [N 5A, 61b]
I-6
|
33365 |
losse voerbak voor runderen |
krib:
krep (L426z Holtum),
krøp (L426z Holtum),
trog:
trǫx (L426z Holtum),
voertrog:
vūrtrōx (L426z Holtum)
|
Een losse bak of kuip waarin men het voer aan de koeien voorzet. Bedoeld wordt een bak waar meer dan één rund uit eet (en soms ook drinkt). Waar deze draagbare en ouderwetse bak niet (meer) bekend is, werden benamingen voor de vaste voerbak opgegeven (krib, trog en hun samenstellingen). Oorspronkelijk diende de krib voor het droge voedsel voor runderen en paarden en de trog voor het natte voedsel voor de varkens, maar in de praktijk lopen de termen dooreen. Sommige opgaven betreffen mogelijk ook het vak voor één koe van de in vakken verdeelde voerbak. Vergelijk de lemmata "voer- en drinkgoot" (2.2.14) en "vaste voer- en drink- en voerbak, krib" (2.2.15). [N 5A, 37c; N 18, 130; monogr.]
I-6
|