e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L426z plaats=Holtum

Overzicht

Gevonden: 1883
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mager kalf kreupel: krøpǝl (Holtum) [N 3A, 147b] I-11
magere koe schrankel: šraŋkǝl (Holtum) [N 3A, 147a] I-11
manchet manchet: mənzjettə (Holtum) manchet, vaste mouwboord van een overhemd [N 23 (1964)] III-1-3
manchetknoop manchettenknoopje: mənzjettəknuipkəs (Holtum) manchetknoopjes [N 23 (1964)] III-1-3
mannelijk geslachtsorgaan gemak: gemaak (Holtum) mannelijke geslachtsorgaan [gemach, gemaacht] [N 10c (1961)] III-1-1
mannelijk jong van de geit bok: bok (Holtum), jonge bok: joŋǝ bok (Holtum) [N 19, 71b; N 19, 71a; N 77, 76; A 9, 21] I-12
mannelijk kalf stierkalf: stīr[kalf] (Holtum), stiertje: štīrkǝ (Holtum) [N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.] I-11
mannelijk kalf dat van tanden begint te wisselen stierkoe: stīrku (Holtum) Algemeen kan men zeggen dat het hier gaat om een kalf van ongeveer één jaar oud. [N 3A, 16; add. uit N 3A, 15] I-11
mannelijk kuiken haan: hān (Holtum) [N 19, 41b; L A2, 507] I-12
mannenkant mansluikant: mansluikanjt (Holtum), mansluiskant: mansluiskantj (Holtum) De linkerhelft van de kerk, het gedeelte links van het middenpad, dat bestemd was voor de mannen [evangeliekant, mannenkant, mansluikant, kerelskant?]. [N 96A (1989)] III-3-3