25524 |
meelzeef |
meelzeef:
meelzeef (L426z Holtum)
|
Handwerktuig waarmee men de grovere bestanddelen uit het meel kan zeven. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømeelŋ- het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 38b; N 18, 136; JG 1c; JG 2c; l 48, 35II; Lu 2, 35II; Grof 256; monogr.; JG 1b add.]
II-3
|
32759 |
meer dan een spade diep spitten |
breken:
brę̄kǝ (L426z Holtum)
|
Om de ondergrond los te maken of naar boven te halen, moet men dieper spitten dan normaal. Men kan dan bij het graven van een voor op elke "bovenste" steek een diepere steek laten volgen, ofwel een gewone voor spitten om deze vervolgens dieper uit te steken. [N 11, 66; N 11A, 148c + d; N 27, 10a add.]
I-1
|
34229 |
meer melk gaan geven |
bijkomen:
(de koe) kǫmt bī (L426z Holtum)
|
[N 3A, 68]
I-11
|
23583 |
meerstemmige mis |
meerstemmige mis:
meerstemmige (L426z Holtum),
muziekmis:
meziekmes (L426z Holtum)
|
Een meerstemmige mis, muziekmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34454 |
mekkeren |
mee, mee:
mɛ̄, mɛ̄ (L426z Holtum),
mekkeren:
mɛkǝrǝ (L426z Holtum)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van de geit. [N 19, 76b; monogr.]
I-12
|
34095 |
melkaders |
melkaderen:
mɛlkǭrǝ (L426z Holtum)
|
De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a]
I-11
|
34246 |
melkafromer |
roombaar:
rǫu̯mbār (L426z Holtum)
|
De afromer scheidt de roomlaag van de melk. Dit scheiden kan gebeuren door een grote schuimspaan of een houten lepel te gebruiken. Met een houten latje kan men room tegenhouden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden plateel of teil vloeit. Men kan de room eenvoudig met een vinger wegdoen of men kan die wegblazen. Moderner is de scheiding van room en melk met een melkmachine of centrifuge. [N 12, 57 en 58; JG 1a, 1b; A 23, 3; monogr.]
I-11
|
34079 |
melkgebit van kalveren |
kalvertanden:
kalvǝrtē̜n (L426z Holtum)
|
[N 3A, 108a]
I-11
|
17624 |
melktanden |
melktanden:
mèlktenj (L426z Holtum)
|
melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|