id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
23639 | offergang | offergang: offergank (Holtum) | De offergang, rondgang van de gelovigen rond het offerblok [offergank?]. [N 96B (1989)] III-3-3 |
23409 | offergeld | offergeld: offergeljt (Holtum) | Het geld dat men in het offerblok stopt [offergeld?]. [N 96A (1989)] III-3-3 |
23227 | oksaal | oksaal: eksoal (Holtum), ekzoal (Holtum) | Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)] III-3-3 |
20701 | oliebol | nonnenvot: Syst. WBD Een nonnevot zou men kunnen noemen een oliestrikje. nonnevot (Holtum), oliebol: Syst. WBD aoliebol (Holtum) | Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)] III-2-3 |
33745 | omheinen | afmaken: āfmākǝ (Holtum), tuinen: tȳnǝ (Holtum) | Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.] I-8 |
19711 | omheining | tuin: tūn (Holtum) | De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.] I-8 |
23479 | omheining van het kerkhof | kerkenmuur: kirkemoer (Holtum, ... ) | De muur, de omheining van het kerkhof [toen, toun, tuun?]. [N 96A (1989)] III-3-3 |
18188 | omslagdoek (alg.) | kopplag: kopplak (Holtum) | schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)] III-1-3 |
21441 | onbetrouwbare koopman | kramer: kréəmər (Holtum), sjachelaartje: sjachəlaerkə (Holtum) | Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)] III-3-1 |
33947 | onderhaam | onderhaam: oŋǝrhām (Holtum) | Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.] I-10 |