33435 |
ruimte waar men stro hakselt en bewaart |
hakselgat:
hɛksǝlgāt (L426z Holtum),
snijzolder:
šnīzø̜ldǝr (L426z Holtum)
|
Het stro dat als veevoer wordt gebruikt, wordt gehakseld (in stukken gesneden) en bewaard in een speciaal daartoe ingerichte "hakselbewaarplaats", of ergens waar toevallig plaats is (meestal in de schuur). Zie ook aflevering I.4, paragraaf 6.4 (blz. 149) over het snijden van het stro. Een aantal benamingen betreft niet de ruimte in de zin van een vertrek, maar een kist, bak of ton waarin het stro gehakseld dan wel het haksel bewaard wordt. De bewerkingen, hakselen, snijden en bewaren, worden in het lemma weerspiegeld. Opgaven als "in de schuur" of "in het kafhuis" zijn hier niet gehonoreerd. [N 5A, 72a en 72b; div.; monogr.]
I-6
|
20691 |
runderlapjes |
lapjes:
Syst. WBD
lepkes (L426z Holtum)
|
Runderlapjes (krippot, kripvlees?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34022 |
rundvee |
vee:
vē (L426z Holtum)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
20666 |
rundvleessoep |
rindvleessoep:
Syst. WBD
rentjvleisj-sop (L426z Holtum)
|
Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21081 |
sabbelen |
sabbelen:
zabbele (L426z Holtum)
|
sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
23425 |
sacramentshuisje |
tabernakel (<lat.):
tabernakel (L426z Holtum, ...
L426z Holtum)
|
Het sacramentshuisje, een vrijstaande of in de muur uitgespaarde kast waarin de geconsacreerde Hosties bewaard worden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23321 |
sacristie |
sacristie:
sakrestie (L426z Holtum),
sakristie (L426z Holtum)
|
Het tegen de kerk aangebouwde vertrek of gebouwtje, waar de priester en de dienaren zich voor de dienst gereedmaken [gerfkamer, sakristij, sacristie?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23642 |
sanctus |
sanctus (lat.):
sanctus (L426z Holtum, ...
L426z Holtum)
|
Het (vaste) misgezang dat op de prefatie volgt, het sanctus. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23230 |
scapulier |
scapulier:
e sjabbeleer (L426z Holtum),
sjabbeleer (L426z Holtum),
sjapelier (L426z Holtum),
scapuliertje:
sjapelierke (L426z Holtum)
|
Een scapulier of skapulier: lapjes gewijde stof, door linten of band met elkaar verbonden en (door leken) onder de kleding op borst en rug gedragen [schabbelier, sjabbeleer?]. [N 96B (1989)] || Scapulier (schouderkleed) [skabbeleer]. [N 07 (1961)]
III-3-3
|
23749 |
scapuliermedaille |
scapuliermedaille (<fr.):
sjabelleermedaalje (L426z Holtum)
|
Een scapuliermedaille, de latere vervanger van het stoffen scapulier. [N 96B (1989)]
III-3-3
|