e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Holtum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
soep sop: Syst. WBD  sop (Holtum) Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)] III-2-3
soldaatjes soldaatjes: Syst. WBD  seldeutjes (Holtum) Stukjes geroosterd of in boter of vet gebakken brood (krepkes?) [N 16 (1962)] III-2-3
soldatenkerkhof soldatenkerkhof: soldoatekirkhuf (Holtum) Een soldatenkerkhof, oorlogskerkhof, militaire begraafplaats, ereveld, engels kerkhof e.d. [N 96A (1989)] III-3-3
soorten van dierlijke mest koemest: kō[mest] (Holtum), paardsmest: pęrs[mest] (Holtum), schapemest: šǭpǝ[mest] (Holtum), varkensmest: vɛr(ǝ)kǝs[mest] (Holtum) De termen voor de verschillende soorten van dierlijke mest zijn op deze plaats in een lemma verenigd, omdat er (met name door N 11 en N 11A) in het kader van de bemesting van akker en weide naar werd ge√Ønformeerd. Ze zouden evengoed passen in de sfeer van het uitmesten van de stallen en de mestbereiding, ook al kan men voor bepaalde gewassen de akker het best bemesten met de mest van een bepaalde veesoort en zal men in de mestvaalt sommige soorten dierlijke mest afzonderlijk verzamelen. In sommige plaatsen wordt naast of in plaats van (stal)mest het woordtype koestalmest of koemest gebruikt ter aanduiding van natuurlijke mest. Dat is niet verwonderlijk wanneer men bedenkt dat op de boerderij de meeste mest geproduceerd wordt door de koeien. In dit lemma zijn geen benamingen opgenomen, die specifiek zijn voor de uitwerpselen van de genoemde diersoorten. Voor de plaatselijke varianten van -[mest [JG 1a + 1b add.; A 9, 24 + 25; N 11, 27; N 11A, 5a t /m f; N M, 10a + b add.; L 20, 22f; A 4, 22f] I-1
soortige koe soortige koe: sǭrtegǝ kō (Holtum) Koe die harmonisch van bouw is. [N 3A, 140] I-11
sorteermachine aardappelenmolen: ɛrǝpǝlmø̄lǝ (Holtum) Het toestel bestaande uit enkele schuddende zeven met gaten van verschillende afmetingen waar de aardappelen overheen worden geleid en naar grootte gesorteerd. [N 12, 32] I-5
sorteren met de hand omrapen: ǫmrāpǝ (Holtum) Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.] I-5
sorteren met de machine ommalen: ummālǝ (Holtum) Zie de toelichtingen bij de lemmaɛs Sorteren Met De Hand en Sorteermachine. [N 12, 33] I-5
spade, spitschop graafschup: grāf[schup] (Holtum), schup: šø̜p (Holtum), steekschup: štę̄k[schup] (Holtum) Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.] I-1
spanlat van de spanzaag spanlat: španlat (Holtum), spanner: španǝr (Holtum), vregelstek: vręjgǝlstɛk (Holtum) Latje waarmee het spantouw aangedraaid wordt om de zaag op te spannen. Om te voorkomen dat het touw ontspant, zet men het latje vast achter de spanregel. Zie ook afb. 18. [N 53, 8b; N I, 1b; monogr.] II-12