32708 |
bijeenploegen |
bijeenvaren:
bi(i̯)ęi̯nvārǝ (L426z Holtum)
|
Bijeenploegen is de manier van ploegen (met een niet-wentelbare ploeg), waarbij de voren van twee kanten naar het midden van de akker worden omgekeerd. Men begint in het midden van de akker, waar men twee voren tegen elkaar ploegt. Vervolgens ploegt men de 3e voor tegen de Ie aan, de 4e tegen de 2e, de 5e tegen de 3e, enz. Na iedere voor gaat men, terwijl men de ploeg laat slepen, over de keerstrook naar de andere helft van de akker, om daar de volgende voor te ploegen. Die sleepweg wordt langer, naarmate het ploegwerk vordert. Laaggelegen en natte akkers werden in het midden gewoonlijk wat hoger aangeploegd. Termen met rug lijken daarop te wijzen. Wat de typen in de middel beginnen, in de middel aanschieten, in de midland aanschieten e.d. betreft, die de bedoelde ploegwijze benoemen naar of ook bruikbaar zijn voor het ploegen van de eerste voren daarbij, zie men ook het lemma De Eerste Voor Ploegen, onder B. [N 11, 49; N 11A, 119a; JG 1a + 1b + 1c; A 33, 1a + b; monogr.]
I-1
|
33088 |
bijgooier |
bijgooier:
bigǭi̯ǝr (L426z Holtum)
|
De bijgooier is de tussenpersoon tussen de afsteker van de wagen en de tasser in de schuur. Zie de toelichtingen bij de lemma''s ''graan stapelen in de schuur'' (5.1.11) en ''afsteker'' (5.1.12). [N 15, 50; monogr.]
I-4
|
22705 |
bikkel(s) |
bikkelkoot:
biggelkeuet (L426z Holtum)
|
De beentjes. [N R (1968)]
III-3-2
|
22704 |
bikkelen |
bikkelen:
biggele (L426z Holtum)
|
Het betreft een spel, dat vroeger vaak en met zeer veel plezier door de meisjes werd gespeeld. Het is een behendigheidsspel dat gespeeld wordt met vier beentjes uit de hiel van een schaap, geit of rund - of daarop gelijkende voorwerpen van koper, lood of [N R (1968)]
III-3-2
|
22710 |
bikkelterm |
af:
niet gelukt; verloren
aaf (L426z Holtum)
|
Kent u nog andere termen uit het spel? Wat betekenen ze? [N R (1968)]
III-3-2
|
21641 |
biljet van duizend frank |
bankbiljet van duizend:
bankbiljet van doezent (L426z Holtum)
|
1000 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21638 |
biljet van duizend gulden |
briefje van duizend:
breefkə van doezent (L426z Holtum)
|
1000 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21623 |
biljet van honderd frank |
bankbiljet van honderd:
bankbiljet van hondert (L426z Holtum)
|
100 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21637 |
biljet van honderd gulden |
bankje:
bankje (L426z Holtum),
briefje van honderd:
breefkə van hondert (L426z Holtum)
|
100 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21612 |
biljet van tien gulden |
briefje van tien:
breefke van teən (L426z Holtum),
tientje:
tientjə (L426z Holtum)
|
10 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|