23362 |
vrouwenkant |
vrouwluikant:
vrouluikanjt (L426z Holtum),
vrouwluiskant:
vrouwluiskantj (L426z Holtum)
|
De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18672 |
vrouwenkleren |
vrouwluikleren:
vraulu kléijər (L426z Holtum)
|
vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20467 |
vrouwziek |
heet:
heit (L426z Holtum)
|
vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
17658 |
vuist |
vuist:
voes (L426z Holtum)
|
vuist [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19813 |
vuurtang, sinteltang |
vuurtang:
vy(3)̄rtaŋ (L426z Holtum)
|
vuurtang [N 05A (1964)]
III-2-1
|
25125 |
waaienx |
stormen en huilen:
stormen en huilen (L426z Holtum)
|
waaien [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21615 |
waarde van 6 stuiver |
krentje:
krentjə (L426z Holtum)
|
waarde van 6 stuiver [een schilling?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17952 |
waden |
baden:
baaie (L426z Holtum, ...
L426z Holtum),
waden:
waaie (L426z Holtum)
|
lopen: met blote voeten door plassen lopen [polse, dokkele, baden] [N 10 (1961)] || waden: door het water baden [waoje, baoje, baaje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20740 |
wafel |
wafel:
Syst. WBD
waffel (L426z Holtum)
|
Wafel [N 16 (1962)]
III-2-3
|
32188 |
wagenmaker |
wagenmaker:
wāgǝmēkǝr (L426z Holtum)
|
De algemene benaming voor de vakman die karren, wagens en wielen vervaardigt en herstelt. Het woord stelmaker was ook bekend bij de respondenten uit Tegelen (L 270), Weert (L 289), Neer (L 294), Montfort (L 382), Limbricht (L 434), Genhout (Q 19b), Doenrade (Q 27), Oirsbeek (Q 33), Maastricht (Q 95) en Klimmen (Q 111). Het werd in de dialecten van die plaatsen echter niet gebruikt. Sommige zegslieden merkten ervan op dat het woord alleen in het zuiden van Nederlands-Limburg in plaatsen langs de Duitse grens gebruikelijk was. Reparaties aan de houten onderdelen van karren en wagens konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Nederweert (L 288), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Bocholt (L 317), Horn (L 325), Bree (L 360), Gerdingen (L 360a), Gruitrode (L 366), Kessenich (L 370), Maasbracht (L 377), Montfort (L 382), Meeswijk (L 424), Stein (Q 15), Geleen (Q 21), Schinnen ( 32), Nuth (Q 36), Amby (Q 102), Berg en Terblijt (Q 103), Margraten (Q 192) en Vijlen (Q 208). Defecte metalen onderdelen van karren en wagens werden doorgaans door de plaatselijke smid hersteld. Dit was het geval in: Blerick (L 269), Houtblerick (L 269a), Tegelen (L 270), Venlo (L 271), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Urmond (Q 14), Stein (Q 15), Schinveld (Q 30), Brunssum (Q 35), Maastricht (Q 95), Sibbe (Q 101a), Amby (Q 102) en Wittem (Q 204). In Waubach (Q 117a) werd dit werk door een bankwerker gedaan. Die noemde men schlosser (šlø̜sǝr). Zie ook het lemma ɛkoudsmidɛ in wld II.11, pag. 2.' [N G, 1a; N G, 2; Lu 5, 18a-b; A 27, 18a-b; RND 77; L 34, 18; monogr.]
II-12
|