20682 |
boerenkoolstamppot |
krulkool ondereen:
Syst. WBD
krölkeûl ongerein (L426z Holtum)
|
Stamppot van aardappelen en boerenkool [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18209 |
boezeroen |
boezeroen:
boezerōēn (L426z Holtum)
|
boezeroen, blauwlinnen of katoenen (boeren)overhemd [boezeloen, bazeoren, bazzeroel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34655 |
bok van het rijtuig |
bok:
bok (L426z Holtum)
|
Zitplaats voor de koetsier of de voerman. Alleen bij het rijtuig vormt de bok een vast onderdeel. Bij de kar en de wagen wordt soms een plank tussen de berries gelegd die als geïmproviseerde zitplaats dient. Uit vragenlijst N 101, waar gevraagd werd naar de zitplaats van de voerman van een rijtuig, kwamen vrijwel uitsluitend opgaven van het type bok. [N 17, 38a-b + 40 + add; N G, 58d; N 101, 18a; monogr.]
I-13
|
17605 |
bolle wangen |
toetwangen:
toetwange (L426z Holtum)
|
wang: bolle wangen [toetwange, zwabberkaken, volle maan] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
32326 |
bom, spon |
spon:
špon (L426z Holtum),
spond:
šponj (L426z Holtum)
|
De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.]
II-12
|
23309 |
bonnet |
bonnet (<oudfr.):
bonnet (L426z Holtum),
boonet (L426z Holtum)
|
De bonnet van de priester. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18296 |
bont als apart kledingstuk |
pels:
pèls (L426z Holtum)
|
bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34031 |
bonte koe met rode kop |
roodkop:
rōt.kǫp (L426z Holtum)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123a]
I-11
|
18297 |
bontkraag |
bontkraag:
bontjkraag (L426z Holtum)
|
kraag van bont [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18682 |
bontmantel |
bontmantel:
bontjmantjəl (L426z Holtum)
|
bontmantel [N 23 (1964)]
III-1-3
|