e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Holtum

Overzicht

Gevonden: 1896
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heen en weer (bewegen) op en af: héé löp op en aaf (Holtum) heen en weer lopen [op en aaf lope] [N 07 (1961)] III-4-4
hees, schor hees: heisj (Holtum), schor: sjòr (Holtum) schor, schor zijn [ruigsen, hees, gees zijn] [N 10 (1961)] III-1-2
heilig hartbeeld heilig hart: h hart (Holtum), heilig hart (Holtum), heilig hartbeeld: heilig hartbeeld (Holtum, ... ) Een beeld van Jezus die zijn hart toont (H.Hart). [N 96A (1989)] || H.Hartbeeld. [N 96B (1989)] III-3-3
heilig hartlampje devotielampje: devosielämpke (Holtum), heilig hartlampje: heilig hartlempke (Holtum) Het altijd brandend electrisch devotielichtje bij het H.Hartbeeld [H.Hartlemp-ke?. [N 96B (1989)] III-3-3
heilig hartscapulier heilig hartscapulier: h hartsjabbeleer (Holtum), scapulier van het heilig hart: sjapelier van t h hart (Holtum) Een H.Hart-scapulier. [N 96B (1989)] III-3-3
heilig harttafeltje heilig harttafeltje: heilig harttöffelke (Holtum), pidestal (<fr.): pedestal (Holtum), tafeltje: täfelke (Holtum) Pedestal, console, tafeltje waarop het H.Hartbeeld in de huiskamer staat [H.Harttafeltje, -töffelke?]. [N 96B (1989)] III-3-3
heilig putje heilig putje: heilig putje (Holtum), ət heͅilex pøͅtjə (Holtum) Het zinkputje onder of naast de sacristie, het heilige putje. [N 96A (1989)] III-3-3
heilige hostie heilige hostie (<lat.): h hostie (Holtum), hostie (<lat.): hostie (Holtum) De H. Hostie die men ontvangt. [N 96B (1989)] III-3-3
heiligenbeeld beeld: beeld (Holtum), heiligenbeeld: heilgebeelde (Holtum), heilige beeld (Holtum), heilige beelde (Holtum), heiligebeeld (Holtum) De beelden in de kerk, de kerkbeelden [beelde, bilde, fiegoere, sjtatoeë, hèlligebeelde, hilliejefijoere?]. [N 96A (1989)] || Een beeld van een heilige, gemaakt van hout, aardewerk, gips e.d. [N 96B (1989)] III-3-3
heiligenmedaille medaille (<fr.): medaalje (Holtum) Een rond of ovaalvormig lichtmetalen plaatje waarop Jezus of een heilige is afgebeeld [medalje, medallie, medallieje?]. [N 96B (1989)] III-3-3