e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Holtum

Overzicht

Gevonden: 1896
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korenmijt zetten mijten: mitǝ (Holtum) Het maken van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Het object van de overgankelijke werkwoorden is steeds: een korenmijt, of, kortweg, koren. [N 15, 44; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
kortademig kort: kòrt (Holtum) kortademig [kort, kortborstig, dempig] [N 10a (1961)] III-1-2
korte broek korte boks: kortə bôks (Holtum) broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)] III-1-3
korte overjas jekker: jekkər (Holtum) overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)] III-1-3
kortwieken leewieken: lēwikǝ (Holtum), snijden: snei̯ǝ (Holtum) Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12
kosten kosten: koste (Holtum), opbrengst (zn.): opbrèngs (Holtum), uitdoen: oetdoon (Holtum), wat môttə ze oetdoon (Holtum) aanbieden, Voor een bepaalde prijs te koop ~ [loven of geloven? zegt men wel: wat looft ge uw kippen = welke prijs vraagt ge ervoor?] [N 21 (1963)] || Kosten, waard zijn; "wat kosten de biggen tegenwoordig?"[doen, uitdoen, gelle, gelden, gille? "wat gelle de baggen?"] [N 21 (1963)] III-3-1
koster koster: köster (Holtum), køͅstər (Holtum) De koster [köster, kuster, keuster?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kosteres kosteres: kösteres (Holtum) Een vrouw die het kostersambt uitoefent [kosteres, kosterin, kosterse?]. [N 96B (1989)] III-3-3
koud, mistig en somber weer heiig: heig (Holtum), loerzacht weer: loer zacht weer (Holtum), motlucht: motlucht (Holtum) mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || mistige lucht [mok-, motlocht] [N 22 (1963)] || triest, stil weer [koereloeke] [N 22 (1963)] III-4-4
koude mist koude: kaawt (Holtum), zure mist: zoure mist (Holtum) gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)] III-4-4