17721 |
loeren |
loeren:
loere (L426z Holtum)
|
kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23311 |
lof |
lof:
lof (L426z Holtum, ...
L426z Holtum)
|
Het lof, de kerkdienst met uitstelling van het Allerheiligste, gehouden op zondagmiddag, soms op zaterdagavond [lof, laof, zeëje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23663 |
lof met processie |
lof met processie (<lat.) over de kerkhof:
lof mit processie euver de kirkhöf (L426z Holtum)
|
Lof met processie (rondom de kerk of over het kerkplein of kerkhof) op de eerste zondag van de maand. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17688 |
long |
long:
longe (L426z Holtum)
|
long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
33250 |
loof van de bieten afplukken |
bladeren:
blāi̯ǝrǝ (L426z Holtum)
|
Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.]
I-5
|
21686 |
loon |
loon:
loan (L426z Holtum),
trek:
trèk (L426z Holtum)
|
loon, wat men verdient [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20132 |
loops |
loops:
luipsj (L426z Holtum),
løͅi̯ps (L426z Holtum, ...
L426z Holtum),
løͅi̯pš (L426z Holtum, ...
L426z Holtum)
|
konijn, geslachtsdrift vertonend [N 19 (1963)] || loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)], [N C (1962)]
III-2-1
|
17817 |
lopen |
lopen:
loupe (L426z Holtum)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19500 |
loper |
loper:
lø̄pǝr (L426z Holtum)
|
De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.]
II-3
|
18697 |
losse linnen halsboord |
slappe kraag:
sjlappə kraag (L426z Holtum)
|
halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)]
III-1-3
|