34297 |
varken |
varken:
vɛ.rǝkǝ (Q165p Hopmaal)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
34316 |
varken van acht tot twaalf weken |
loper:
løu̯pǝr (Q165p Hopmaal),
lø̜̄i̯ǝpǝr (Q165p Hopmaal),
scheut:
šyǝt (Q165p Hopmaal)
|
De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
34363 |
varkens mesten |
vetten:
vętǝ (Q165p Hopmaal)
|
Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
33359 |
varkensketel |
varkensketel:
vɛrǝkǝskētǝl (Q165p Hopmaal)
|
De ketel waarin het varkensvoer gekookt en gemengd wordt. Soms is het dezelfde ketel als die waarin het voer voor de koeien bereid wordt. Zie verder het lemma "veevoerkookketel" (2.2.10). [JG 1a; L 36, 96c; monogr.; add. uit A 13, 19c]
I-6
|
33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkensstal:
vɛ.rǝkǝs[stal] (Q165p Hopmaal)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|
34272 |
vaste uitwerpselen |
keutels:
køtǝls (Q165p Hopmaal),
stront:
stro.nt (Q165p Hopmaal)
|
Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.]
I-11
|
26650 |
vat |
vat:
vǭǝ.t (Q165p Hopmaal
[(25 kg)]
)
|
Graanmaat. Naar gelang de streek kan de inhoud van een vat verschillen. Voor zover door de invullers opgegeven, is achter het plaatscodenummer tussen ronde haken het aantal kiloɛs vermeld.' [JG 1b; JG 1c; JG 2c; Jan 141; Coe 263; Grof 288; monogr.]
II-3
|
34466 |
vechthaan |
soorthaan:
sōrthǭǝn (Q165p Hopmaal)
|
Haan in de regel van een bijzonder ras, die afgericht wordt voor hanengevechten. Hanengevechten zijn een Haspengouwse specialiteit. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
34270 |
veearts |
artist:
artis (Q165p Hopmaal),
paardsmeester:
pi̯atsmestǝr (Q165p Hopmaal)
|
[JG 1a, 1b; Vld.; monogr.]
I-11
|
34267 |
veestapel |
beesten:
bestǝ (Q165p Hopmaal)
|
Al het vee dat op een boerenbedrijf aanwezig is. Vergelijk het lemma ''vee'' (13.11) in deze aflevering. [JG 1a, 1b]
I-11
|