23544 |
heilige hostie |
heilige hostie (<lat.):
h hostie (L325p Horn)
|
De H. Hostie die men ontvangt. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23391 |
heiligenbeeld |
heiligenbeeld:
heilige beeldje (L325p Horn)
|
De beelden in de kerk, de kerkbeelden [beelde, bilde, fiegoere, sjtatoeë, hèlligebeelde, hilliejefijoere?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19044 |
heimwee |
heimwee:
heimweë (L325p Horn)
|
heimwee (hebben als iemand ergens niet kan wennen en erg naar huis verlangt, zegt men: Hij heeft (veel/erg/zon) .... [DC 45 (1970)]
III-1-4
|
33725 |
hek |
varen:
vōrǝ (L325p Horn)
|
Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.]
I-8
|
33726 |
hek aan de ingang van een wei |
varen:
vǭrǝ (L325p Horn)
|
In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.]
I-8
|
19488 |
hek, poortje |
vauweren:
vōre (L325p Horn)
|
hek [SGV (1914)]
III-2-1
|
26148 |
hekken |
hekwerk:
hękwɛrǝk (L325p Horn)
|
Algemene benaming voor alle aan de roede bevestigde langse en dwarse latten bijeen: het geheel van zomen en hekscheien. Zie ook afb. 37. [N O, 2a; N O, 6b; A 42A, 66; Sche 33; monogr.]
II-3
|
26154 |
hekscheien |
scheien:
šɛjǝ (L325p Horn)
|
De dwarse latten van het hekken, die aan de roede bevestigd zijn en waarop de zoomlatten vastgemaakt worden. Zie ook afb. 38. [N O, 2g; A 42A, 65; Sche 32]
II-3
|
19915 |
hemel |
hemel:
he.məl (L325p Horn),
hemel (L325p Horn)
|
hemel [RND], [SGV (1914)]
III-3-3
|
34470 |
hen zonder staart |
bolvot:
bolvot (L325p Horn)
|
[N 19, 62b; monogr.]
I-12
|