e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heilige hostie heilige hostie (<lat.): h hostie (Horn) De H. Hostie die men ontvangt. [N 96B (1989)] III-3-3
heiligenbeeld heiligenbeeld: heilige beeldje (Horn) De beelden in de kerk, de kerkbeelden [beelde, bilde, fiegoere, sjtatoeë, hèlligebeelde, hilliejefijoere?]. [N 96A (1989)] III-3-3
heimwee heimwee: heimweë (Horn) heimwee (hebben als iemand ergens niet kan wennen en erg naar huis verlangt, zegt men: Hij heeft (veel/erg/zon) .... [DC 45 (1970)] III-1-4
hek varen: vōrǝ (Horn) Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.] I-8
hek aan de ingang van een wei varen: vǭrǝ (Horn) In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.] I-8
hek, poortje vauweren: vōre (Horn) hek [SGV (1914)] III-2-1
hekken hekwerk: hękwɛrǝk (Horn) Algemene benaming voor alle aan de roede bevestigde langse en dwarse latten bijeen: het geheel van zomen en hekscheien. Zie ook afb. 37. [N O, 2a; N O, 6b; A 42A, 66; Sche 33; monogr.] II-3
hekscheien scheien: šɛjǝ (Horn) De dwarse latten van het hekken, die aan de roede bevestigd zijn en waarop de zoomlatten vastgemaakt worden. Zie ook afb. 38. [N O, 2g; A 42A, 65; Sche 32] II-3
hemel hemel: he.məl (Horn), hemel (Horn) hemel [RND], [SGV (1914)] III-3-3
hen zonder staart bolvot: bolvot (Horn) [N 19, 62b; monogr.] I-12