e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krols loops: luips (Horn), løͅi̯ps (Horn) loops, geslachtsdriftig ve kat [N 19 (1963)], [N C (1962)] III-2-1
krom, met bochten krom: kromp (Horn) krom [SGV (1914)] III-4-4
krommen krommen: krömme (Horn) krommen [SGV (1914)] III-4-4
krommen, ombuigen krommen: krömme (Horn), ombuigen: ombuigen (Horn) krommen [SGV (1914)] || ombuigen [SGV (1914)] III-1-2
kroonluchter luchter: luchter (Horn) Een veelarmige lamp in de kerk, luchter, kroonluchter. [N 96A (1989)] III-3-3
kropgat kropgat: krǫp˲gāt (Horn) Het gat dat zich midden in de loper bevindt en waarin het te malen graan loopt. Kweern in het woordtype kweernoog (l 331) verwijst naar de in die plaats gebruikelijke term voor de handmolen. Zie het lemma ɛhandmolenɛ.' [N O, 18o; A 42A, 35; N D, 8; Sche 53; Vds 129; Jan 128; Coe 93; Grof 119; N O, 18h] II-3
kroppen, gezegd van voedsel in de strot blijven steken: in də sjtrèùt blīēvə sjtéékə (Horn), opkroppen: opkroppə (Horn) Hoe noemt U: In de slokdarm blijven steken, gezegd van een hap voedsel (kroppen) [N 80 (1980)] III-2-3
kruias, kruirad haspel: haspǝl (Horn) Het wiel of de as onderaan de staart aan de buitenzijde van de molen, waarmee de molen of de molenkap met behulp van kettingen of touwen naar de wind gedraaid wordt. Zie ook afb. 21 en 23. Een aantal woordtypen is een pars pro toto. [N O, 30a; A 42A, 58; monogr.] II-3
kruidenjenever elsje: beeker els  éélskə (Horn) kruidenjenever; Hoe noemt U: Jenever met kruiden (pop) [N 80 (1980)] III-2-3
kruidnagel kruidnagel: kroednägel (Horn) kruidnagel [SGV (1914)] III-2-3