e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lauw weer lui (weer): luij wéér (Horn), löj (Horn) loommakend, gezegd van het weer [lui] [N 81 (1980)] III-4-4
lawaai maken laweit maken: leweijt maken (Horn) lawaai maken [SGV (1914)] III-4-4
lawaai, herrie laweit: leweijt (Horn) lawaai [SGV (1914)] III-4-4
lederen pantoffel pantoffel: pantoefele (Horn) pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
leeg, niets bevattend uit: ut (Horn) leeg (ijdel, ijl, laas) [DC 03 (1934)] III-4-4
leegloper leegloper: laig luiper (Horn) leeglooper [SGV (1914)] III-1-4
leep, doortrapt loos: lois (Horn) leep [SGV (1914)] III-1-4
leerlooier looier: lø̜jǝr (Horn) Persoon die huiden bereidt tot leer door looiing. [S 22; monogr.] II-10
leest leest: lęjst (Horn) De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.] II-10
leeuw leeuw: en lii(w)e (Horn), leĕuw (Horn) leeuw [GTRP (1980-1995)], [SGV (1914)] III-3-2