e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
muilband, bovenste band van de schoof tweede band: twiɛdjǝ [band] (Horn) Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b] I-4
muilpeer klats in het gezicht: klads in `t gezicht (Horn) muilpeer, slag op de kaak [SGV (1914)] III-1-2
muiltje slof: sjloeffe (Horn), korte oe  sloeffen (Horn) Muiltje. Thuis dragen veel mensen in plaats van schoenen pantoffels of muilen. De eerste hebben wel, de andere geen opstaande achterkant. Hoe noemt men die zonder achterkant? [DC 44 (1969)] || muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)] III-1-3
muis muis: moes (Horn) muis [SGV (1914)] III-4-2
muis (mv.) muis (mv.): muus (Horn) muizen (mv.) [SGV (1914)] III-4-2
muis van de hand muis: moes (Horn) muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)] III-1-1
muizen muizen: moezen (Horn) muizen (ww) [SGV (1914)] III-2-1
mul (zand) los: los (Horn) mul [SGV (1914)] III-4-4
muntig schaap gust: gø̜st (Horn) Schaap dat eenmaal gelamd heeft en dan onvruchtbaar blijft. [N 19, 66] I-12
muts: algemeen muts: møts (Horn) pet, muts, klak [RND] III-1-3