e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paardetuig paardsgetuig: pē̜rs˲gǝtȳx (Horn) De naam voor het paardetuig in het algemeen. [JG 1a, 1b; N 13, 80; monogr.] I-10
paardsknecht, eerste knecht paardsknecht: pɛ̄rs[knecht] (Horn) Bij grote bedrijven was er vaak een eerste en een tweede paardsknecht; de eerste ploegde, egde, enz.; de tweede deed meer het vuile werk: mest rijden, stallen schoonmaken enz. (L 322). Voor de fonetische documentatie van het woord (knecht) zie het lemma "knecht, algemeen" (1.3.12). [N M, 1a; monogr.] I-6
paars, violet purper: purper (Horn) paars [SGV (1914)] III-4-4
paasavond paasavond: paosaovendj (Horn) paaschavond [SGV (1914)] III-3-3
pachtboer halfer: halfǝr (Horn), pachter: pęxtǝr (Horn) Halfer e.d. vanwege de helft, die de pachter van de oogst kon behouden. [S 27; Wi 2; monogr.; add. uit A 10, 2bI] I-6
pachten pachten: pɛxtǝ (Horn) [S 27; monogr.] I-6
pachtersvrouw halferse: halfǝsǝ (Horn), pachterse: paxtǝrsǝ (Horn) [S 27, Wi 2; monogr.] I-6
pad, paadje pad, paadje: paad, pĕj (Horn) pad, paden (mv.) [SGV (1914)] III-3-1
paddestoel (alg.) paddestoel: pɛ̝dəšto.l (Horn) paddestoel [RND] III-4-3
pafferig dik, opgeblazen van lijf opgespoest (dik): opgesjpoetsjt (Horn), opgesjpoetsjtj (Horn) dik, pafferig [maf] [N 10 (1961)] || opgeblazen van lijf [poesterig] [N 10 (1961)] III-1-1