28447 |
raat |
raat:
rǭt (L325p Horn)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
19224 |
raden |
raden:
raoje (L325p Horn),
raojen (L325p Horn)
|
raden [N 07 (1961)] || raden (ww.) [SGV (1914)]
III-1-4, III-3-2
|
19576 |
ragebol |
spinnenjager:
spenəjēͅgər (L325p Horn),
eigen spellingsysteem
sjpinnejäger (L325p Horn)
|
raagbol [SGV (1914)] || ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)]
III-2-1
|
19433 |
ramen lappen |
ruiten wassen:
rūtə wasə (L325p Horn)
|
ramen zemen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
33827 |
rank paard |
smal:
šmāl (L325p Horn)
|
Gezegd van een slank, snel paard, dat vaak als rijdier wordt gehouden. [JG 1a; N 8, 20 en 62l]
I-9
|
33580 |
ranken van de wingerd |
ranken:
reng (L325p Horn)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
24229 |
ransuil |
ooruil:
òòruul (L325p Horn),
uil:
uul (L325p Horn)
|
ransuil || uil: ransuil (36 oorpluimpjes, bijna alleen in mastbossen; broedt in oud kraaienest; roep [oe-oe-oe-oe] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20515 |
ranzig |
garstig:
gerstig spek (L325p Horn),
gessich (L325p Horn),
gèssich (L325p Horn),
ranzig:
ranzig (L325p Horn)
|
garstig spek [..] [SGV (1914)] || ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33207 |
rapen |
rapen:
rāpǝ (L325p Horn)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
19558 |
rasp |
rasp:
rasp (L325p Horn),
rasp
rasp (L325p Horn)
|
rasp [SGV (1914)] || rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)]
III-2-1
|