19839 |
raspen |
raspen:
raspen (L325p Horn),
raspə (L325p Horn, ...
L325p Horn,
L325p Horn,
L325p Horn),
ràspə (L325p Horn, ...
L325p Horn)
|
raspen (w.w.) [SGV (1914)] || raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)]
III-2-1, III-2-3
|
20529 |
rauw |
groen:
greun (L325p Horn, ...
L325p Horn),
rauw:
rauw (L325p Horn),
roew (L325p Horn),
ròəw (L325p Horn)
|
rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22338 |
ravotten |
stoeien:
schtoeije (L325p Horn)
|
stoeien [SGV (1914)]
III-3-2
|
17902 |
recht vooruitstoten met de armen |
stuiken:
mit de erm sjtoeke (L325p Horn)
|
stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21356 |
rechtbank |
tribunaal (<fr./lat.):
Van Dale: tribunaal (<Lat.), 1. gerecht; vooral een rechtbank voor bijzondere rechtspleging waaraan niet-juristen deelnemen, zoals in Nederl. in 1944-47 voor politieke delinquenten; -2. (gew.) rechtszitting; - bekeuring.
tribunaal (L325p Horn)
|
rechtbank [SGV (1914)]
III-3-1
|
33764 |
rechterkant van het paard |
buitenhand:
būtǝhantj (L325p Horn)
|
Tegenovergestelde kant van de plaats waar de voerman gaat. [N 8, 9 en 10]
I-9
|
25171 |
regen (alg.) |
regen:
Nb. "ai"= è van père).
raingel (L325p Horn)
|
regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25181 |
regenboog |
regenboog:
raingelbaog (L325p Horn)
|
regenboog [weerteken] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25238 |
regenbuitje |
bijs:
Nb. Lange "ie".
bies (L325p Horn)
|
licht regenbuitje [smeer, bui, stoes, getsbui, bies, zauwke] [N 22 (1963)]
III-4-4
|