e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
runderhorzel, horzel horzel: hoorsel (Horn), hoorstel (Horn) horzel [SGV (1914)] || runderhorzel (larven in de huid van runderen) [DC 18 (1950)] III-4-2
runderhorzellarve made: maai (Horn) larve van de runderhorzel [DC 45 (1970)] III-4-2
rundvee vee: (Horn) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rups rups: roeps (Horn), eigen spellingsysteem  roeps (Horn), roepse (Horn) groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)], [SGV (1914)] III-4-2
rusten rusten: rösten (Horn) rusten [SGV (1914)] III-1-2
ruw gesprongen: mien henj zeen gesjpronge (Horn) kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)] III-1-2
ruw, hard ruw: roew (Horn) ruw [SGV (1914)] III-3-1
ruw, ruig ruw: roew (Horn, ... ) ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)] III-4-4
sabbelen zoebelen: zoebele (Horn) sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)] III-2-3
sacristie sacristie: saccirstie (Horn), sakrestie (Horn) gerfkamer [SGV (1914)] || Het tegen de kerk aangebouwde vertrek of gebouwtje, waar de priester en de dienaren zich voor de dienst gereedmaken [gerfkamer, sakristij, sacristie?]. [N 96A (1989)] III-3-3