21369 |
schuldig (zijn) |
schuldig (zijn):
schöllig (L325p Horn)
|
schuldig [SGV (1914)]
III-3-1
|
31769 |
schulpzaag |
schulpzeeg:
šølǝp˲zē̜x (L325p Horn
[(het blad van de zaag is draaibaar)]
),
stelzeeg:
štęlzē̜x (L325p Horn
[(het blad van de zaag is draaibaar)]
)
|
Grote spanzaag, 0.80 tot 1.20 m lang, waarmee hout in de lengterichting van de houtvezels doorgezaagd kan worden. Het doorgaans draaibare blad van de zaag wordt in tegenstelling tot de spanzaag met behulp van een knop en een handvat vastgezet. De schulpzaag wordt door verschillende houtbewerkende beroepen gebruikt. Bij de wagenmaker bijvoorbeeld dient ze om velgen, berries en andere zware karonderdelen te zagen. Zie ook het lemma ɛschulpenɛ (pag. ).' [N 53, 7; N 53, 8g-h; N G, 22a; N I, 1; monogr.]
II-12
|
18102 |
schurft |
rui:
roe (L325p Horn)
|
schurft [SGV (1914)]
III-1-2
|
24428 |
schurftmijt |
mijt:
eigen spellingsysteem
miet (L325p Horn),
schurft:
eigen spellingsysteem
shurft (L325p Horn),
sjurf (L325p Horn)
|
mijt die schurft veroorzaakt door gangetjes te graven in de huid van mens en dier [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18951 |
schurk, smeerlap |
deugeniet:
deugeneet (L325p Horn)
|
schavuit [SGV (1914)]
III-1-4
|
22824 |
schutter |
schutter:
schötter (L325p Horn),
sjötər (L325p Horn)
|
schutter [RND], [SGV (1914)]
III-3-2
|
22853 |
schutters |
schutters:
schötters (L325p Horn)
|
schutters (mv.) [SGV (1914)]
III-3-2
|
19869 |
schuurmiddel |
zand:
zantj (L325p Horn)
|
schuurmiddel om metaal glanzend te maken - zand [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
34522 |
seksen |
seksen:
sɛksǝ (L325p Horn)
|
Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b]
I-12
|
19778 |
sering |
kruidnageltje:
ä =Duitse ä
kroetnägelkes (L325p Horn, ...
L325p Horn)
|
[DC 17 (1949)]sering [DC 17 (1949)]
I-7, III-4-3
|