e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
traag traag: troag (Horn) traag [SGV (1914)] III-1-4
trakteren trakteren (<lat.): trakteere (Horn) trakteeren [SGV (1914)] III-3-1
tranende ogen lopende ogen: lompindje ouge (Horn), zijpogen: ziepauge (Horn) leepogig [SGV (1914)] || oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)] III-1-1
trap trap: ein smaal trap (Horn) trap [een smalle ~ ] [SGV (1914)] III-2-1
trappelende bewegingen maken dabben: dabǝ (Horn), trampelen: trampǝlǝ (Horn) Het paard tilt de poten hoog genoeg op, maar werpt ze niet vooruit; het blijft ter plaatse trappelen. [N 8, 70b en 71] I-9
trechter trechter: trechter (Horn) trechter [SGV (1914)] III-2-1
trechter op de gierton trechter: trɛxtǝr (Horn) In het spongat van de oude houten gierton werd een trechter geplaatst. Langs deze trechter goot men de gier met een emmer de ton in. Bij het vervoer van de gier werd de trechter vaak afgedekt met een oude jutezak. [N 18, 123; N 11A, 53c; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
trede tred: trɛ̄t (Horn) De ijzeren opstapper die bij de huifkar aan een van de berries is opgehangen. Bij het rijtuig maakt de trede deel uit van de bak. [N 17, 39; N G, 59d; monogr.] I-13
treiten leren haam: lērǝn hām (Horn) Leren omwikkelingen van het haam, waaraan de trekhaken of -ogen bevestigd zijn. [N 13, 5] I-10
treiteren kreiten: krijten (Horn), kwellen: kwëlle (Horn), plagen: ploagen (Horn) kwellen [SGV (1914)] || sarren [SGV (1914)] III-1-4