e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
turfhekken turfhorten: tørfhǭrtǝ (Horn) Aparte hekken die voor, achter en opzij op de kar gezet worden om turf te vervoeren. Aanvulling van de lemmata voorhek op de kar en achterhek op de kar in wld II.4. [N 17, 72a + c] I-13
turfmolm gemul: gemul (Horn), gǝmøl (Horn) [SGV (1914)]Afval van turf, losse rommel, boomaarde. In dit lemma zijn de opgaven van de enqu√™te S samengevoegd met de opgaven van de enqu√™tevraag I, 32. Men moet wel beseffen dat hierdoor verschillende soorten molm aangeduid kunnen worden. Maar in beide enqu√™tes werd duidelijk gevraagd naar de "turfmolm"; vandaar dat beide vragen hier verwerkt zijn. [I, 32; S 24] I-7, II-4
tweede klaveroogst tweede snede: twīǝdǝ šnē (Horn) In verband met de benamingen voor nagras is de informanten ook gevraagd of ze een specifiek woord kenden voor de tweede klaveroogst; hier zijn alleen de opgaven opgenomen die afweken van die voor ''nagras''. [N 14, 128c] I-3
tweede luiden voor de mis trumpen: trumpe (Horn) Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)] III-3-3
uier uier: yi̯ǝr (Horn, ... ), ȳi̯ǝr (Horn) [JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b] I-11, I-12, I-9
uil bosuil: boesuul (Horn), uil: uul (Horn) bosuil || uil [SGV (1914)] III-4-1
uit (voetbal) out (eng.): out (Horn) (De bal is) uit. [DC 49 (1974)] III-3-2
uiteen poten locht: lǫxt (Horn) De pootaardappelen verder uiteen zetten dan men gewoonlijk doet. Bij de bijwoordelijke uitdrukkingen in dit lemma moet steeds het werkwoord voor "poten": ɛpoten, plantenɛ of ɛzettenɛ, worden toegevoegd; zie daartoe het lemma Poten. [N M, 18b] I-5
uitgestort zaad van de hengst sprongen: šprøŋ (Horn) [N 8, 48 en 49] I-9
uitgeteld zijn uitgedragen zijn: (de koe is) ūtgǝdrāgǝ (Horn) De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43] I-11