18940 |
verbruien |
verbruien:
verbrujen (L325p Horn)
|
verbruien [SGV (1914)]
III-1-4
|
21388 |
verdacht |
verdacht:
verdachtj (L325p Horn)
|
verdacht [SGV (1914)]
III-3-1
|
22884 |
verdediger |
back (eng.):
bek (L325p Horn)
|
Linksachter, rechtsachter. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
18823 |
verdriet; verdriet doen |
leed:
leid (L325p Horn),
smart:
schmert (L325p Horn),
verdriet:
verdreet (L325p Horn)
|
leed [SGV (1914)] || smart [SGV (1914)] || verdriet [SGV (1914)]
III-1-4
|
34155 |
verdrogen |
verzijen:
vǝrzii̯ǝ (L325p Horn)
|
Minder melk gaan geven wegens drachtigheid. [N 3A, 72a]
I-11
|
30596 |
verf |
verf:
vęrǝf (L325p Horn)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|
19597 |
vergiet |
doorslag:
doorschlaag (L325p Horn)
|
Vergiet. Hoe noemt men de van gaten voorziene schotel (gemaakt van aardewerk, email of blik), die wordt gebruikt om b.v. gewassen groente te laten uitdruipen? [DC 14 (1946)]
III-2-1
|
21389 |
vergoeden |
vergoeden:
vergeuie (L325p Horn)
|
vergoeden [SGV (1914)]
III-3-1
|
21412 |
verhaal |
verhaal:
vərhòl (L325p Horn)
|
verhaal; aan wie heeft hij dat nieuwe - verteld [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
20533 |
verhitten |
opwarmen:
opwèrmə (L325p Horn),
òpwermə (L325p Horn),
warm maken:
wèrəm maakə (L325p Horn)
|
verhitten; Hoe noemt U: Voedsel warm maken (loteren) [N 80 (1980)]
III-2-3
|