24266 |
vlaamse gaai |
maarts veulen:
maersch veule (L325p Horn),
markolf:
markoef (L325p Horn, ...
L325p Horn)
|
gaai (34 blauwe veertjes in vleugel; kan veertjes opzetten; hele jaar in bossen; soms in troepjes op trek; echte schreeuwlelijk; ook tam te maken [N 09 (1961)] || meerkol [SGV (1914)] || vlaamse gaai
III-4-1
|
21394 |
vlag |
vlag:
vlak (L325p Horn)
|
vlag [SGV (1914)]
III-3-1
|
25003 |
vlak, gelijk |
klak:
klak (L325p Horn)
|
vlak [SGV (1914)]
III-4-4
|
24914 |
vlaktex |
vlak land:
vláák lántj (L325p Horn),
vlakke, de -:
op də vlaakə (L325p Horn),
vlakte:
vlakdjə (L325p Horn)
|
vlakte, vlakke of effen strook land [blakte] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24457 |
vleermuis |
vleermuis:
vlairmoes (L325p Horn)
|
vleermuis [DC 40 (1965)]
III-4-2
|
20944 |
vlees |
vlees:
flèi̯s (L325p Horn)
|
vlees [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
25446 |
vlees conserveren |
zouten:
zǭtǝ (L325p Horn)
|
Meestal gebeurt dit conserveren door het vlees te zouten, te drogen of te roken, waardoor het vocht uit het vlees trekt. Moderner is de methode om het vlees in te vriezen. De respondent van L 413 vermeldt dat het vlees even wordt rondgedraaid in hete azijn. [N 28, 100; L 8, 128b; monogr.]
II-1
|
33784 |
vlees- en spieraanzetting links en rechts op de borst |
kussens:
kø̜sǝs (L325p Horn)
|
[N 8, 11; N 8, 31 en 32.2]
I-9
|
34130 |
vleeskoe |
vleeskoe:
vlęi̯sku (L325p Horn)
|
Koe die vlezig van bouw is. [N 3A, 149]
I-11
|
24348 |
vleesmade, larve van de bromvlieg |
made:
eigen spellingsysteem
maaj (L325p Horn)
|
made, vleeswormpje [N 26 (1964)]
III-4-2
|