e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwenkant vrouwluikant: vrouwljekantj (Horn) De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)] III-3-3
vrouwenkleren vrouwluikleren: vrouwlje-kléjer (Horn) vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)] III-1-3
vrouwziek vrouwlui-achtig: vrouwljuu-echtig (Horn) vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)] III-2-2
vuil in sloten drift: drift (Horn) vuil, stro of zeewier in sloten of tegen dijken [geffeling, eek, vlot, lies, drift, geffel, gaf, bras, reek, deek] [N 81 (1980)] III-4-4
vuil waterx smerig water: sjmèèrich wààtər (Horn), vuil water: voel wáátər (Horn) vuil water [mooswater, getwater] [N 81 (1980)] III-4-4
vuist vuist: vōēst (Horn) vuist [N 10 (1961)] III-1-1
vulketel emmer: (mv.)  ømǝrǝ (Horn), steekkan: stɛ̄kkan (Horn) Het gereedschap waarmee de vaten aangevuld worden. [N 35, 77] II-2
vullen afvullen: āfvø̜lǝ (Horn) Het jonge bier in de legervaten of legertanks brengen voor de nagisting. [N 35, 79] II-2
vuursteen ketssteen: kets-sjtein (Horn) vuursteen in de tondeldoos [N 20 (zj)] III-2-1
waaienx waaien: het wèijdje (Horn), wèijen (Horn), Nb. "è"= e van t ned. trek.  wèje (Horn) het waaide [SGV (1914)] || waaien [N 22 (1963)], [SGV (1914)] III-4-4