33983 |
brede buikriem |
onderlicht:
oŋǝrlext (L325p Horn)
|
Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73]
I-10
|
33692 |
brede landweg |
dreeft:
dreft (L325p Horn)
|
Brede landweg of een niet-openbare weg door bouw- of weiland. [N 5A, 75a; S 7; Wi 17; L 23, 31a; L 23, 31b; L 1a-m; L 40, 25; monogr.]
I-8
|
34080 |
brede tanden |
brede tanden:
bręi̯ tɛnj (L325p Horn)
|
Blijvend gebit na de wisseling. [N 3A, 108c]
I-11
|
33138 |
breeddorser |
breeddorser:
bręi̯dø̜rsǝr (L325p Horn)
|
Bij deze dorsmachine werden de schoven dwars, in de breedte, of, anders gezegd, overlangs, in de opening geschoven. Hier gebeurt het eigenlijke dorsen door een molen met latten of wellen. Wompes Pelzer is een Duits fabrikaat breeddorsers, dat nog door paardekracht werd voortbewogen. Zie afbeelding 12. [N 14, 6b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
18786 |
breien |
strikken:
strikke (L325p Horn)
|
breien [SGV (1914)]
III-1-3
|
24475 |
brem |
brem:
-
brum (L325p Horn)
|
brem [DC 47 (1972)]
III-4-3
|
17804 |
brengen |
brengen:
bringe (L325p Horn)
|
brengen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18392 |
bretel |
lits:
litse (L325p Horn)
|
bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18099 |
breuk |
breuk:
brök (L325p Horn)
|
breuk [SGV (1914)]
III-1-2
|
33752 |
breukhengst |
slecht gesneden:
slecht gesneden (L325p Horn)
|
Een hengst waarbij door het castreren een darmuitstulping optreedt. [N 8, 61c]
I-9
|