e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

Gevonden: 3465
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brouwersknecht brouwersknecht: bruwǝrsknęx (Horn) De persoon die de brouwmeester assisteert bij de voornaamste werkzaamheden in het brouwhuis zoals beslaan, aftrekken en klaren, koken en wort koelen. Alleen in L 325 houdt de brouwersknecht zich uitsluitend bezig met het aftrekken en klaren, terwijl in P 120 de helper alleen assisteert bij de drie eerstgenoemde werkzaamheden. Volgens de invuller uit L 250 is de taak van de hulpbrouwer, naast de bovengenoemde werkzaamheden, het schoonmaken en pletten van het brouwgraan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''brouwer''. [N 35, 58a; N 35, 58b; N 35, 58c; N 38, 58d; monogr.] II-2
brouwgraan mout: mout (Horn) Het graan dat in de mouterij tot mout verwerkt wordt. Gebruikte men vroeger verschillende graansoorten, de laatste tientallen jaren daarentegen verwerkt men vrijwel uitsluitend gerst als basisgrondstof, omdat deze graansoort zeer zetmeelrijk is, haar kiemvermogen sterk is en de versuikering snel en regelmatig geschiedt (Claessen, pag. 2.1). De invuller uit L 210 merkt op dat de gerst werd betrokken uit Tjsechoslowakije en Zuid-Polen en bovendien dat Hannamout de beste gerst was. Tegenwoordig gebruikt men zomergerst, omdat die minder eiwit bevat. De zegsman uit L 290 vermeldt dat de beste gerst uit Tsjechoslowakije kwam. Later werd de mout gebruiksklaar aangeleverd. In de oorlog gebruikte men bij gebrek aan grondstoffen ook ma√Øsmeel en havermeel met toevoeging van witte siroop (melasse). De respondent uit L 318 noemt als aanlevergebieden voor gerst Oostenrijk, Hongarije, Australië en de provincie Zeeland. Vraag N 35, 16 luidde: "Het graan dat in de brouwerij arriveerde om verwerkt te worden. "Doordat in de vraag het woord brouwerij in plaats van mouterij werd gebruikt en een aantal brouwerijen geen eigen mouterij bezat of in ieder geval de mout gebruiksklaar aangeleverd kreeg (L 290, 387), is het verklaarbaar dat enkele invullers op genoemde vraag het woordtype "mout" hebben geantwoord. [N 35, 16; monogr.] II-2
brouwhuis brouwerij: bruwǝrij (Horn), brouwhuis: bruhūs (Horn), bruwhūs (Horn) De plaats waar de ketels en kuipen staan opgesteld. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''brouwerij''. [N 35, 51; L 22, 27b; monogr.] II-2
brouwmeester brouwer: bruwǝr (Horn), bruǝr (Horn) De leidinggevende persoon die belast is met de voornaamste werkzaamheden in het brouwhuis zoals beslaan, aftrekken en klaren, koken en wort koelen. Uit de opgaven blijkt dat in de meeste kleine brouwerijen de brouwmeester alle hierboven genoemde werkzaamheden zelf deed, soms bijgestaan door een of meer helpers. Daarom zijn de antwoorden op de vragen N 35, 58a/b/ c/d in dit lemma samengevoegd. Alleen de brouwerij in L 362 kent voor ieder van de werkzaamheden een specifieke arbeider terwijl men in L 294, P 120 en Q 95 voor het koelen van de wort een aparte koeler in dienst heeft. In L 325 was de brouwersknecht verantwoordelijk voor het klaren en aftrekken. [N 35, 58a; N 35, 58b; N 35, 58c; N 35, 58d] II-2
brouwsel brouwsel: bruwsǝl (Horn), kooksel: kǭksǝl (Horn) De hoeveelheid bier die in een keer wordt gebrouwen. Een "brouwsel" is volgens de invuller uit Q 20 dertig hectoliter. [N 35, 57; N 35, 21; monogr.] II-2
brug brug: brøk (Horn), brük (Horn) brug [RND], [SGV (1914)] III-3-1
bruid bruid: brōēd (Horn) bruid [SGV (1914)] III-2-2
bruidegom bruigom: de bruum (Horn) bruidegom [SGV (1914)] III-2-2
bruidje in de processie bruidje: ei bruudje (Horn) Bruidje in de processie. [N 07 (1961)] III-3-3
bruiloft bruiloft: broeloft (Horn) bruiloft [SGV (1914)] III-2-2