18364 |
bruine gebreide dameskous |
hoos:
haoze (L325p Horn)
|
dameskousen, bruine gebreide ~ [sjanskouse] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34138 |
brullen |
brullen:
brølǝ (L325p Horn)
|
Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
34196 |
brulziekte |
brul zijn:
(de koe is) brølǝ (L325p Horn)
|
Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C]
I-11
|
25116 |
bui, regenbui |
bijs:
bies (L325p Horn),
bui:
ən buij (L325p Horn),
regenbijs:
rägenbies (L325p Horn),
schuil:
sjōēl (L325p Horn)
|
bui [SGV (1914)] || regenbui [SGV (1914)] || regenbui, korte periode van regen [frontbui, gurze, schoer] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17634 |
buik |
pens:
pɛns (L325p Horn)
|
Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41]
I-9
|
17635 |
buik (spotnamen) |
pens:
pens (L325p Horn)
|
buik: spotbenamingen [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33886 |
buikkrampen |
koliek:
kolik (L325p Horn)
|
Met krampen gepaard gaande darmstoornis die hevige pijn veroorzaakt bij dieren, in het bijzonder bij paarden. [A 48A, 5; N 8, 9Oo; monogr.]
I-9
|
18095 |
buikpijn |
buikpijn:
boekpien (L325p Horn)
|
buikpijn [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
18139 |
buil op het hoofd |
buts:
bŭŭts (L325p Horn)
|
buil op het hoofd [buts, buil] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
22875 |
buitenspel |
af-side:
afsijt (L325p Horn)
|
Buitenspel. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|