25059 |
door elkaar, verward |
dooreen:
doorein (L325p Horn)
|
dooreen [SGV (1914)]
III-4-4
|
18327 |
doordeweekse (werk)schort |
blauwe scholk:
blawe sjolk (L325p Horn),
in de keuken de blauwe scholk werd nooit gestreken, doch keurig in gelijke rechthoekjes gevouwen na het wassen
blauwe scholk (L325p Horn)
|
schort, blauwlinnen (werk) ~ voor door de week [N 24 (1964)] || zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
18671 |
doordeweekse kleren |
werkeldaagse kleren:
werkeldaase kléjer (L325p Horn)
|
door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23468 |
doordeweekse mis |
doordeweekse mis:
door de waikse mes (L325p Horn)
|
Een door-de-weekse mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24477 |
doorn, stekel |
doorn:
klinkt, zooals t Fransch, in: votre ami
daore (L325p Horn),
doorn (mv.):
deŭjer (L325p Horn),
dör (L325p Horn),
døͅr (L325p Horn)
|
doorn [SGV (1914)] || doornen [DC 23 (1953)], [RND] || doorns [SGV (1914)]
III-4-3
|
23738 |
doornenkroon |
doornenkroon:
døͅrəkroͅun (L325p Horn)
|
De doornenkroon, een kroon van doornen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24619 |
doornstruik |
doornenstruik:
deurenstroek (L325p Horn)
|
doornstruik [SGV (1914)]
III-4-3
|
33167 |
doorschieter |
doorschieter:
dōršētǝr (L325p Horn)
|
Aardappelstruik waaraan zich door overmatige groei steeds nieuwe scheuten en aardappeltjes vormen. [N 12, 9; monogr.]
I-5
|
20848 |
dopen |
dopen:
duipen (L325p Horn),
dö.ypə (L325p Horn, ...
L325p Horn),
soppen:
soppe (L325p Horn)
|
doopen [SGV (1914)] || doopen (dopen) [RND] || dopen [RND] || indopen van het brood b.v. in de koffie: soppen [N 08 (1961)]
III-2-3, III-3-3
|
21311 |
dorp |
dorp:
dŭrp (L325p Horn)
|
dorp [SGV (1914)]
III-3-1
|