e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

Gevonden: 3465

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterschijf stootring: štǭǝtreŋk (Horn) Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen de naaf en de stootring van het asblok. De achterschijf verhindert dat er tijdens het rijden vet of smeer verloren gaat en vuil de naafbus kan binnendringen. Woordtypen met als tweede lid het woord -ring komen ook voor in het lemma ɛstootringɛ (WLD I.13).' [N G, 50a; N 17, 56; JG 1b, add.] II-11
achterste achtelste: ĕggelste (Horn), kont: kóntj (Horn), vot: vót (Horn) [N 10c (1961)]achterste [SGV (1914)] III-1-1
achteruit terug-u(j): trȳk˱ y (Horn) Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.] I-10
achteruittrappen slaan: šlǭn (Horn) Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72] I-9
achterwand schutbred: šø̜t˱brę.t (Horn) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
achterwerk vot: vót (Horn) deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)] III-1-1
acoliet alcoliet: alcoliet (Horn) Een acoliet, een oudere misdienaar. [N 96B (1989)] III-3-3
adamsappel adamsaardappel: adamsêrpel (Horn) adamsappel [N 10 (1961)] III-1-1
adder adder: dier onbekend; adder betekent hier een vrouw van slechte zeden  adder (Horn) nadder (adder) [SGV (1914)] III-4-2
adem adem: aom (Horn) adem [SGV (1914)] III-1-1