e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Horn

Overzicht

Gevonden: 3465
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gemok gebronk: gebronk (Horn) gemok [SGV (1914)] III-1-4
gepachte hoeve, pachtgoed hof: [hof] (Horn) Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1] I-6
geraamte geraamte: geraimdje (Horn), gerämtj (Horn) geraamte [N 10a (1961)] || geraamte, skelet [SGV (1914)] III-1-1
gereed klaar: klaor (Horn), klòr (Horn) gereed, klaar [DC 03 (1934)] || klaar [SGV (1914)] III-1-4
geren geren: gērǝ (Horn) Stof schuin laten uitlopen of spits uitlopende stroken aanbrengen om het kledingstuk ruimer te maken. [N 59, 187; N 62, 11b; N 62, 11a; S 10] II-7
gerookt spek gerookt spek: geruikjt sjpek (Horn) spek dat gerookt is [DC 48 (1973)] III-2-3
gerookte paling gerookte aal: geruikdjə āōl (Horn) panpaling; Hoe noemt U: Een gerookte panpaling [N 80 (1980)] III-2-3
geruite jurk ruitenkleed: roetekleid (Horn) jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)] III-1-3
geslachtsdelen (alg.) gemacht: gemek (Horn) geslachtsdelen in het algemeen [N 10c (1961)] III-1-1
geslachtsgemeenschap hebben gebruiken: gebroeke (Horn), haar betoppen: i.e. daar heeft hij haar genomen. cf. VD s.v. "betoppen"(gew.) bedotten, bedriegen  dao hêt er häör betoeptj (Horn) geslachtsgemeenschap uitoefenen [N 10C (zj)] III-2-2