e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L246p plaats=Horst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halssteen halssteen: halsstijn (Horst) Het lager van steen of pokhout waarop de hals van de molenas draait. Zie ook afb. 17. [N O, 28a; A 42A, 4] II-3
halve voor halve voor: halvǝ vōr (Horst  [aan de kant(en) of midden op de akker geploegde eindvoor]  ) Met de onderstaande termen, die in combinatie met een werkwoord een bepaalde ploegwijze uitdrukken (zie daarvoor het vorige lemma), wordt in de meeste gevallen een voor-type bedoeld, dat wat de diepte betreft het midden houdt tussen de stoppelvoor en de zaaivoor, maar diep genoeg is om er sommige wortel- of knolgewassen op te verbouwen. Soms echter heeft de term halve voor betrekking op de smallere voor, waarmee het ploegwerk midden op de akker of aan de zijkant(en) be√´indigd wordt. [JG 1b;N 11A, 137b] I-1
ham, hesp schink: schênk (Horst), #NAME?  schink (Horst) ham [SGV (1914)] || welke soort ham wordt bij u met één woord aangeduid? Er zijn bij de slager 2 soorten ham te koop, gekookte en rauwe. Een ervan kan men met éeen woord aan duiden, bij de andere soort moet er nog een woord voor [DC 46 (1971)] III-2-3
hamerslag hamerslag: hāmǝrslāx (Horst) Het resultaat van het verdumpelen: deukjes en kuiltjes in het oppervlak van het koperen voorwerp. Zie ook het vorige lemma. [N 66, 32b] II-11
hand hand: hand (Horst, ... ), hānd (Horst, ... ) hand [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || handen [SGV (1914)] III-1-1
handelaar zakenman: zakemàn (Horst) iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)] III-3-1
handelen handelen: handele (Horst, ... ) handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)] || het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)] III-3-1
handen (kindernamen) handjes: hèndjes (Horst) hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)] III-1-1
handen (spotnamen) jatten: jatte (Horst), klauwen: klauwe (Horst) [N 10 (1961)] III-1-1
handig handig: hendig (Horst) goed met de handen terecht kunnend; gemakkelijk en snel iets met de handen kunnen maaken [handig, mieg, erg, snel] [N 85 (1981)] III-1-4