e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L246p plaats=Horst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kaam kaam/kamen: kǭm (Horst) Het wit gerimpeld of vlokkig vlies op wijn, bier, azijn, etc. dat wordt gevormd door een spruit- of gistzwam. [S 16; L 1 a-m; L 27, 53; monogr.] II-2
kaantjes kaaien: kaoje (Horst), kòje (Horst), kòjen (Horst), kòòje (Horst), kóje (Horst) vetklonters die overblijven bij het smelten van runds- of varkensvet [N 06 (1960)] III-2-3
kaar kaar: kār (Horst) Trechtervormige bak boven de bovenste molensteen waarin het te malen graan wordt gestort. Zie ook afb. 78. [N O, 19i; N O, 41a; A 42A, 37; N D, 11; Sche 51; Vds 148; Jan 155; Coe 136; Grof 157; monogr.] II-3
kaars kaars: ke̝ͅərs (Horst) kaars [RND] III-2-1
kaarten (ww.) kaarten: kâ:rtə (Horst) kaarten [RND] III-3-2
kaas kaas: kieəs (Horst), kîes (Horst) kaas [RND], [SGV (1914)] III-2-3
kaatsen ballen: balə (Horst, ... ) kaatsen [RND] III-3-2
kabouter kabouter: kebouter (Horst) kabouter [SGV (1914)] III-3-3
kachel, stoof stoof: stōͅf (Horst) kachel [SGV (1914)] III-2-1
kachels zwarten potloden: pǫtluǝjǝ (Horst), pǫtlūjǝ (Horst) Kachels met behulp van kachelzwartsel of door (in)branden of lakken zwart maken. In Q 83 liet men vetkool roken waarna het daarbij gevormde zwartsel op de kachel werd uitgewreven. Ook in L 330 werd het zwartbronzé samen met lijnolie boven een kolen- of turfvuur verhit en vervolgens op de kachel uitgepoetst. [N 33, 313; N 7, 41c; L 5, 60b add.; monogr.] II-11