e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L246p plaats=Horst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knippen, snijden snijden: snęjǝ (Horst) Het uitsnijden van het patroon uit de stof of de stof met de schaar volgens patroon in stukken verdelen. Het object stof, patroon, kleed, stuk is bij de woordtypen knippen en snijden niet gedocumenteerd. [N 59, 50; N 62, 3; Gi, 1.IV, 21; MW] II-7
knobbelzwaan zwaan: zwaan (Horst) zwaan: knobbelzwaan (152 dezelfde als de tamme zwaan [N 09 (1961)] III-4-1
knoeien slabben: slabbe (Horst) slabben [SGV (1914)] III-2-3
knoeier lanterfanter: lanterfatter (Horst), lapzwans: labzwans (Horst) iemand die zijn werk steeds verwaarloost [hordserd] [N 85 (1981)] III-1-4
knoest knoebel: knoebel (Horst) Een harde, ruwe uitwas aan een boom (knoes, kwar, aast, knoop, inwas, knoest). [N 82 (1981)] III-4-3
knolraap, raap knollen: knǫlǝ (Horst) Brassica rapa L. var. rapa. Knolraap is de gekweekte knol van de plant met de naam raapzaad, die een radijsachtige smaak heeft en doorgaans als veevoeder wordt geteeld, maar ook werd gegeten. Vergelijk ook de toelichting bij het lemma Koolraap (Bovengronds). De knollen zijn wit en hebben de grootte van een appel; het bovenste randje van de knol is vaak purperkleurig. Vaak worden ze in het stoppelveld gezaaid, na de graanoogst. De antwoorden zijn in het meervoud gegeven, behalve voor de verkleinvorm raapje dat aan het einde van het lemma is toegevoegd. [N 7, 16; N 12, 40; N 12A, 4b; JG 1b, 2c; L 6, 3a; L 41, 1; Wi 5; R 3, 31; monogr.; add uit N 12, 41 en Goossens 1963, kaart 20] I-5
knolvoer, rapen (coll.) groen: grø̄n (Horst) Rapen in het algemeen, als groenvoer of als ingekuild voer voor het vee gebruikt; herfstknollen. [N 12A, 4a; JG 1b, 2c; monogr.; add. uit N 11A, 29f en 29g; N 12, 40, N Q, 11a] I-5
knoop knoop: knoeəp (Horst), knoêp (Horst), knuuəp (Horst), knuǝp (Horst), knǭp (Horst) een knoop [N 59 (1973)] || knoop [SGV (1914)] || knoopen (mv.) [SGV (1914)] || Plat, rond schijfje of min of meer bolvormig voorwerpje van been, hout, metaal enz., dat aan kleding of andere gebruiksvoorwerpen wordt genaaid, hetzij als een middel om ze te doen sluiten of met een deel van hetzelfde of met een ander stuk te verbinden. [N 59, 135; N 62, 65a; Gi 1.IV, 48; Wi 5; S 18; MW; monogr.] II-7, III-1-3
knoopsgat inknippen, insnijden insnijden: ensnęjǝ (Horst) Het inknippen van het knoopsgat. Dit wordt eerst met krijt op het kledingstuk afgetekend en daarna ingeknipt of ingeslagen met een knoopsgatenschaar of een gaatjestang. [N 59, 138] II-7
knoopsgatenmachine knoopsgaternaaimachine: knuǝpsgātǝrnē̜jmašīn (Horst) Naaimachine die men gebruikt voor het naaien van knoopsgaten. De informant van L 271 merkt op dat knoopsgatenmachines pas na de Tweede Wereldoorlog verschenen zijn. [N 59, 17d] II-7